zaterdag 27 december 2008

kerst


In mijn dorp is de kerstboom pas afgelopen maandag voor de mairie neergezet. Dat is behoorlijk laat vergeleken met de meeste huisgezinnen en de omliggende dorpen.
Ik hou wel van die terughoudendheid. Dat het een vrij sobere kerstboom is kan ik ook wel waarderen. Iets eerder heeft onze burgemeester vier van de in totaal vijf lantaarnpalen voorzien van een knipperende lichtjesslinger. Beetje frivool, maar vooruit. Ik vind het al geweldig dat mijn dorp niet aan de hangende kerstman doet; zo’n pop die zogenaamd een huis probeert in te klimmen en geheel verwaaid en verdraaid ongemakkelijk aan de gevel hangt. Los van het feit dat de kerstman niks meer is dan een opgeblazen nep-sinterklaas is het gewoon geen gezicht. Al vind ik de vermenging van kerstman met kerststal nog erger. Twee dorpen verderop vliegt in de rijkst versierde tuin een kerstman per neon-helicopter (ik dacht dat die man in een slee zat, maar goed) naar de kerststal toe.
Als ik dat zie ben ik extra blij dat ik in mijn dorp woon en nergens anders.

dinsdag 2 december 2008

Bergen


In de winter kun je de Pyreneeën veel vaker zien dan in de zomer. ’s Zomers kan zelfs de meest helder blauwe lucht in het niks verdwijnen. En als je dan wel bergen ziet, betekent dat regen volgens boeren en buren.

In de winter lijkt het juist of iemand de wolken aan de horizon een stukje optilt, waar de bergen stralend onder staan. Bovendien zie je ze ’s winters veel beter. Wonderbaarlijk hoe zulke massieve gevallen ’s nacht op hun tenen tientallen meters naar voren kunnen lopen. Soms lijkt het alsof je ze kunt aanraken als je even dat veld oversteekt. Of toch ook nog het volgende, maar daarachter…

Vroeger had ik het niet zo op bergen. Te groot, vond ik, en te veel. Als je er al in slaagde er eentje te beklimmen, dan zat er daarachter gewoon weer één. Dat heb ik niet meer. Als ik de Pyreneeën in de verte zie, heb ik het oude zeegevoel. Het opgewonden en blije gevoel dat ik vroeger had als je na een lange reis opeens dat enorme zee-oppervak zag opdoemen. Dat het zicht op de bergen niet zo oneindig is als dat over de zee stoort me niet meer. Na elke berg komt nog een berg, en het leven is eindig, c’est comme ça. Dat zal de leeftijd wel wezen.

woensdag 5 november 2008

Obama president













Sinds een uur of 11 's avonds toeteren de auto's onophoudelijk op straat. We waren tegen middernacht uitgewaarneemd en zijn nog even naar het feestje van de Democraten gewandeld. Een groot feest hier: volgens de voorlopige uitslag heeft Obama in de stad Detroit met 97% van de stemmen gewonnen. Het feestje was vooral voor alle vrijwilligers van de Obama-campagne. We kwamen er vandaag nog een paar tegen. En ook een paar vrolijke stemburomedewerkers.

maandag 3 november 2008

yard signs

Zo heten ze: yard signs. Nog even en ze zullen verdwenen zijn neem ik aan. De vrijwilligers plegen hun laatste huisbezoeken en telefoontjes. De kandidaten houden hun laatste speeches. De mensen staan al her en der in de rij - soms al uren lang - om vroeg te kunnen stemmen. De tv-zenders tellen nu de uren af. Ik ook. En ik vraag me af of journalisten straks weten waar ze het nog over moeten hebben.

zondag 2 november 2008

Overstekende elanden


Elks crossing. Van dat soort waarschuwingen hou ik : dat ik moet uitkijken dat er geen eland op mijn motorkap beland. We zijn ook al een bord gepasseerd waarop staat dat je geen lifters moet meenemen, omdat er tussen de bomen een gevangenis ligt. Als het nou nog een beetje gaat misten of sneeuwstormen is deze reis naar het noorden van Michigan helemaal geslaagd.

Na mijn eerste blog voor Trouw kreeg ik het verzoek iets breder te schrijven; iets meer “newsy” en minder eekhoorn. Het is natuurlijk flauw om dan maar met een veel bredere eland aan te komen zetten. Dieren zijn nu eenmaal niet newsy, en overpeinzingen erover niet sexy. Het noorden van Michigan is ook niet newsy. Het is er mooi, prachtig zelfs. De Mackinac brug verbindt de lower peninsula met de upper peninsula. Links stroomt lake Michigan, rechts lake Huron. De meren zijn zo groot dat ik ze per ongeluk zee noem. Er zijn zeker tienduizend schepen in vergaan. De half-Franse, half-Indiaanse Madeline la Framboise was hier 200 jaar geleden de rijkste bonthandelaarster. Kortom, niks nieuws onder de zon.

Op de hotelkamer van Mackinaw City kun je, zoals overal, een stuk of zestig zenders bekijken. Alle nieuwsuitzendingen gaan over de verkiezingen. Kleine nieuwtjes worden breed uitgemeten en tientallen keren herhaald. Ze worden afgewisseld met te veel reclame en negatieve spotjes van de ene kandidaat over de andere. Meestal van congreskandidaten; spotjes van McCain of Obama zie je hier maar zelden. ‘Toen McCain zich terugtrok uit Michigan, moesten we ons hele budget aanpassen,’ vertelde een radioman ons. ‘We wisten meteen dat onze inkomsten drastisch zouden teruglopen.’
Tot zover het nieuws.

zaterdag 1 november 2008

Flint


Gisteren waren we in Flint. In Flint werden in het verleden heel veel auto's gemaakt. In de jaren '50 werkten er meer dan 90.000 mensen bij General Motors. Nu nog maar 7000. In de jaren '50 hadden ze hier het hoogste inkomen per capita. Dat is ook verdwenen.

De naam Michael Moore moet je hier niet te onnadenkend noemen. De eerste film van Moore die ik zag, Roger and me, liet geen vrolijk beeld zien van de stad. Volgens de Flintenaren was het effect van de film zelfs devastating. Moore komt hier niet vaak meer. Maar hij heeft wel een huis aan de andere kant van Michigan, in de buurt van Traverse City. Hij organiseert er jaarlijks een filmfestival. Toevallig is aan die kant ook de wijnstreek van Michigan. Tony Ciccone, de vader van Madonna, bottelt er Madonna wijn. Hij wordt voor zo'n 30 dollar per fles verkocht.

We hebben in Flint alleen maar heel aardige mensen ontmoet. De county clerk vertelde ons niet alleen over verkiezingen en kiezersregistratie, maar reed ons ook rond (in zijn buick) langs de oude fabrieken. Fabrieken die er dus niet meer staan. Hij wees ons op de plek waar ooit zijn geboortehuis stond, in een buurt waar toen alleen maar Ierse gezinnen woonden. Er zaten kogelgaten in een verkeersbord op de hoek.

We ontmoetten ook nog een een collega van de clerk, in het aangrenzende Grand Blanc wat ze hier heel anders uitspreken dan dat ze dat in Frankrijk zouden doen. Die was ook al zo aardig. Vandaar haar foto op deze blog.

woensdag 29 oktober 2008

dienstmededeling



Ik ga ze maar niet dubbelop plaatsen. Wel nog een fotootje.

vrijdag 24 oktober 2008

alarm


Kort voor ik voor langere tijd op reis ga slaat de paniek altijd toe. Ik voorzie neerstortende vliegtuigen, auto’s die uit de bocht vliegen en vreselijke ziektes die de achterblijvers zullen treffen. Ik ben echter veilig in Washington gearriveerd en thuis gaat ook alles goed. Het is alleen even wennen aan het tijdsverschil. De tweede nacht ga ik op tijd naar bed. Ik zet mijn nieuwe – Amerikaanse - telefoon als wekker om 7 uur.

Hij gaat met een enorme herrie af. Buiten is het stikdonker. Met enige moeite zie ik dat het niet 7, maar 2 uur is. De telefoon krijg ik niet uit, omdat het een alarm is op de gang. Het zit precies naast mijn deur en blijft maar rinkelen. Gek genoeg raak ik niet in paniek. Waarschijnlijk omdat ik geen vuur zie of brand ruik. Ik ga naar de wc en doe rustig wat kleren aan (zonder beha ga ik de deur niet uit), pak m’n handtas en loop de gang op. Het alarm rinkelt verder.
Met een flinke groep mensen loop ik vanaf de 9e verdieping naar beneden en omdat er in de hal ook geen informatie is gaan we maar naar buiten. Na een minuut of 10 rijdt de brandweer eindelijk voor, rolt slangen uit en ladders op en ruimt na nog eens tien minuten alles weer op. Het alarm is eindelijk stil. We begrijpen dat alles in orde is en we weer naar binnen mogen. Holiday Inn blinkt niet uit in communicatie.
Het is tegen drieën als ik weer in bed lig. En het duurt nog een uur voor ik weer slaap. Dat schiet zo niet op met die jetlag. Enkele collegas blijken de volgende ochtend niks gehoord te hebben. Ooordopjes. Mooi bij vals alarm natuurlijk. Maar als het nou echt was? Dan mis ik voor alle zekerheid toch liever twee uur nachtrust.

dinsdag 21 oktober 2008

krekels en eekhoorns


Voor het eerst ga ik verkiezingen waarnemen in een land dat iedereen kent, en waarvan iedereen weet dat er verkiezingen zijn. Voor het eerst ook ga ik waarnemen in een land waar ik nog nooit geweest ben. De weg van Dulles International Airport naar het hotel in Washington doet echter helemaal niet exotisch aan. Het lijkt op de Amsterdamse rondweg, met eerst een beetje Sloterdijk en dan wat Amstelveen. Er loopt zelfs een spoorlijn in het midden.

Het is warm, de autoraampjes staan open. Ik hoor krekels. Ik wist niet dat ze krekels hadden in Amerika. Tenminste, ik heb er nooit over nagedacht of ze krekels hadden in Amerika. Krekels horen bij Frankrijk. Op de Amsterdamse rondweg hoor ik ook geen krekels. En bij Amerika horen grote beesten, adelaars en zo. Ondertussen tel ik twee politieke bumperstickers (stand 1 – 1), één auto met Obama-vlaggetje en nul politieke posters of billboards. Niet dat ik dat moet tellen als waarnemer; het gaat vanzelf.

De sirenes van de politie en die van de brandweer klinken net als in de film. Achter het hotel loopt een spoorlijn waar de trein nog fluit zoals in een oude western. Jammer dat mijn kamer ook aan de achterkant ligt. De airco maakt ook al zo’ n herrie. Verder is Washington hier stil, opvallend stil. Geen getoeter, geen geschreeuw, geen zwaar optrekkende stadsbussen of brommende pizzakoeriers. Ik wandel een uurtje rond en zie tot drie keer toe dat bekenden elkaar toevallig tegen komen en een babbeltje maken. Net een dorp.

Nog twee Obama-vlaggetjes en een McCain-sticker. In de parkjes springen eekhoorns rond. Ik vraag me af waarom een eekhoorn wel vertederend is en een rat niet. Het zijn toch allebei knaagdiertjes. Even later hebben ze het op de televisie ook al over een eekhoorn, maar dat blijkt Acorn te zijn. Het zal door de jetlag komen. Deze Acorn wordt beschuldigd van fraude met kiezersregistratie. Dat is nou precies een van die dingen waar we ons hier in moeten verdiepen.

maandag 20 oktober 2008

en voyage


Van village even in een grotere stad. ik ga wel verder bloggen heb ik me voorgenomen, maar bij gebrek aan woorden eerst gewoon een plaatje.

maandag 29 september 2008

meer


Mijn dorp heeft ook een meertje. Het is geen echt meer; twee boeren hebben een minsicuul riviertje gigantisch verbreed en uitgediept en zo is het langaam volgelopen. Russische Raisa noemde het van de zomer consequent retsjka, riviertje, maar verder noemt iedereen het een meertje. Het is een waterreservoir voor de mais van de twee eigenaren, maar we mogen er ook zwemmen. Als we maar niet verdrinken, hebben ze erbij gezegd.
De zonen van de ene boer hebben er deze zomer een tobogan gebouwd, een glijbaan, en de andere boer aan zijn kant een botenhuisje, maar hij heeft geen kinderen en zwemmen kan hij ook niet
In de zomervakantie spelen, zwemmen en zonnen er soms wel wat dorpsgenoten, maar nu is het herfst, de school weer begonnen en is er niemand. Het water wordt koud, maar ik ben nog niet uitgezwommen voor dit jaar. Hond Bella loopt paniekerig langs de oever. Ze is aan me gehecht, maar niet genoeg om met me mee te zwemmen. Ik moet om haar lachen. Midden in het meertje heb je een doorkijk naar de Pyreneën. Hun toppen zijn al wit, de eerste sneeuw is er gevallen.
Soms voel je je domweg gelukkig. Dit was zo’n moment.

dinsdag 23 september 2008

Patrimoine


Afgelopen weekend waren de open monumenten dagen, ook hier. Nederland heeft het idee zelfs van Frankrijk overgenomen lees ik op internet. Alleen is het in Nederland het tweede weekend, en hier het derde weekend van september. Geen idee waarom.
Hier zijn het de journées du patrimoine. Veelzijdig woord is dat, patrimoine. Erfgoed, maar ook cultuurbezit, en vermogen. Je huis, je bankrekening, de Franse taal, Franse muziek, Frans natuurschoon en de kerk verderop – allemaal patrimoine.
Op het nieuws laten ze rijen wachtenden voor de televisiestudio’s zien. Ook patrimoine. En op de radio hoor ik dat je de Elysée kunt bezoeken, en Matignon. Je mag zelfs de werkkamer van François Fillon in.
Maar dat hebben we allemaal niet in mijn dorp.
Een dorp verderop is het dichstbijzijnde open monument: een net opgeknapt kapelletje voor Saint Jaymes. Ik vraag me al en tijd af wie Saint Jaymes is. Ik kom ook wel eens door het dorp Saint Jammes. Je hebt hier veel rare heiligennamen. Wie was bijvoorbeeld Sainte Dode?
Jaymes, Jammes, James en Jacmes zijn allemaal occitaanse schrijfwijzes voor Jacques, leer ik even later. Bij dit kapelletje staan geen lange rijen. Ik krijg koffie en uitleg. Het is er mooi, en het mooist is de houten Maria, minstens vijf eeuwen oud en met Jezus aan de borst. Ze zitten sinds de opknapbeurt helaas wel achter tralies. Beschermd patrimoine.

zondag 21 september 2008

Druk


Ik heb niet geblogd, wel geschreven. Hierin: ttp://cf.hum.uva.nl/oosteuropa/prospekt/artikelen.html komen straks twee artikelen. Het wordt een themanummer over kunstverzamelen en Rusland. We raakten geïnspireerd door de gigantisch dure kunstaankopen van voetbaloligarch Abramovitsj, en door de erven van Morozov en Sjtjsoekin, wier voorouders al die Franse meesterwerken hebben aangeschaft waar de Hermitage en het Poesjkinmuseum nu mee pronken. Die collecties werden ooit genationaliseerd. Ben benieuwd hoe dat met Abramovitsj zal aflopen.
Ik ken een verzamelaar van Russische schilderijtjes bij mij in de buurt (de wereld is klein) en spaar voor deze meisjes
.

maandag 1 september 2008

ook feest


Af en toe moet ik tolken, Russisch – Frans of Nederlands – Frans. Ik ben voor allebei beëdigd.
Een tolk mag natuurlijk niet roddelen over de mensen en zaken waar hij mee te maken heeft gehad en dat doe ik dan ook niet. Maar ik mag wel vertellen dat ik onlangs naar een gemeentehuis moest in verband met een voorgenomen Russisch-Frans huwelijk, als ik daar verder geen namen bij noem.
De burgemeester zat er in zijn hemd en zei onmiddellijk dat hij het allemaal erg vervelend vond, maar dat hij tegenwoordig verplicht was om aan de buitenlandse huwelijkskandidaat een aantal vragen te stellen in aanwezigheid van een beëdigd tolk. Hij leek de bruidegom goed te kennen en was plaatsvervangend verontwaardigd dat die wellicht van een mariage blanc, een fictief huwelijk, verdacht werd. Maar wet is wet en dus wapperde hij treurig met een voddig blaadje waar hij vier vragen op had staan. Die had hij van de préfecture gekregen en dat was maar goed ook, want hij ging echt niet zelf vragen verzinnen. De secretaresse mocht de antwoorden noteren.
Waar ze elkaar hadden leren kennen, was de eerste vraag. De burgemeester leek even opgelucht adem te halen toen ik vertaalde dat ze elkaar bij een nichtje van de bruid hadden leren kennen. Dat klopte dus. De overige vragen waren van meer morele aard: of de bruid zich wel realiseerde dat ze haar vaderland ging verlaten en of ze bereid was Frans te leren en hier wilde gaan werken. De burgemeester liet duidelijk weten dit stomme vragen te vinden Nog geen vijf minuten later schudde hij ons allemaal de hand en verdween. Ik mocht ook weer naar huis.
Kwam onderweg nog een mooie feestzaal tegen.

zaterdag 23 augustus 2008

nog een detail


Zoon is alweer terug van zijn werkkamp. Op de tweede dag sneed hij zich zodanig in zijn hand – met een opinel neuf, dat detail moet er vooral ook bij - dat er vijf hechtingen in moesten.
Zoon was sardines aan het snijden en ik vroeg me af wat daar aan te snijden viel, totdat hij me er de volgende dag aan herinnerde dat sardines frans is voor haring, dat wil zeggen, voor tentharing. Ook daarvan wist ik overigens niet dat die gesneden moeten worden. Er waren er gewoon niet genoeg, legde zoon uit.
Na een heleboel sardines wisselde hij van hand, vandaar dat hij als rechtshandige in zijn rechterhand sneed en eigenlijk geen werk meer kon doen in het werkkamp. Nu houdt hij met één hand zijn eigen blog bij - http://kuytim.skyrock.com - leuk voor geinteresseerden in hedendaags jongerenfrans.

voorbij


Ik lak eigenlijk nooit mijn nagels. Maar twee weken geleden wel. We vierden de 50e verjaardag van echtgenoot en daar hoorden veel gasten, muziek, dans, kadootjes, eten, drank en gelakte nagels bij. Het was een geweldig feest.
Na het feest gingen de tafels en stoelen terug naar de feestcommissie, schalen en schotels naar buren, de partytentjes – voor zover nog heel – naar de cricketclub en de muziekinstallatie naar de vader-van-de-jongen-van-de-band.
Na een dag of vijf verdwenen ook de laatste gasten en hun tenten. Gisteren werd de geleende caravan opgehaald, die eigenlijk zo goed bleek te passen onder de notenboom. Die gelakte nagels had ik natuurlijk al lang moeten schoonmaken, maar ik kan me er maar niet toe zetten dat laatste feestelijke detail weg te poetsen.
Ik weet wel dat ik er geen herinneringen mee wegpoets, maar met die lak lijken de herinneringen toch net een beetje tastbaarder.

dinsdag 19 augustus 2008

Notre Dame de Vopillon


Zoon is naar een chantier jeune. Zelf vertaalt hij dat altijd als een werkkamp, maar dat vind ik zo naar klinken. Al is het inderdaad een kamp, waar ze in tenten slapen, en ze werken er ook, dat wil zeggen ze knappen dingen op. Een jongerententenopknapkamp dus, maar dat is een vrij lang en ongebruikelijk woord, dat bovendien de indruk zou kunnen wekken dat ze tenten opknappen. En als je ‘tenten’ weglaat lijkt het weer of ze die jongeren opknappen, dus eigenlijk is werkkamp zo slecht nog niet als vertaling.
Het dorpje waar ze werken is heel klein. Ze knappen een oude fontaine op, een soort wasplaats eigenlijk. De dorpelingen zijn blij met de jonge vrijwilligers. Elke dag komt er wel iemand een zelfgebakken taart brengen.
Het dorpje heeft ook een romaans kerkje, dat er staat alsof het niks bijzonders is zo oud te zijn. De deur is ook gewoon open, al gaat ‘ie tegenwoordig ’s avonds op slot. De kerk is een jaar of dertig geleden al opgeknapt, maar ziet er nog behoorlijk afgeleefd uit. De verf bladdert van de muren, de muurschilderingen zijn nauwelijks te zien en Maria ziet er ook niet meer zo goed uit. Maar wel mooi. Mooi en kwetsbaar.

maandag 28 juli 2008

Léon


Als het even kan ga ik vroeg wandelen met de honden. Zeker als het mooi weer is. Mijn oudere dorpsgenoten zijn altijd vroeger op dan ik. Vanmorgen kwam ik eerst Roland tegen, die zijn graafmachientje alweer ging stallen nadat hij de brug beneden had schoongemaakt.
George had ganzen en koeien al gevoederd. Hij is al vijftien jaar met pensioen. Iets verderop liep Léon - 85 jaar en ook al lang met pensioen - met een hooivork over de schouder. De laatste keer dat ik hem tegenkwam liep hij rond met een zeis; nu ging hij dat wat hij gezeisd had omkeren. Léon moet werken zegt hij, want wat moet hij anders en trouwens, zijn zoon kan helemaal niet omgaan met een zeis.
Léon werkt alleen niet meer met landbouwmachines, sinds hij in 1991 met zijn vest in ééntje vastraakte, er doorheen getrokken werd en er in zijn blootje weer uitkwam.
‘Alles was weg: mijn kleren, mijn ondergoed, mijn riem … alleen mijn kaplaarzen had ik nog aan,’ vertelt hij.

Dan kun je inderdaad maar beter met zeis en hooivork werken.

feestzalen (3)


Dit is één van mijn favorieten.
Veel feestzalen hebben ook een zekere sovjetschoonheid.

vrijdag 25 juli 2008

feestzalen (2)



Ik hou van feestzalen. Waarschijnlijk omdat ze er helemaal niet feestelijk uitzien.

feestzalen (1)


Onze feestzaal wordt verbouwd. Hij voldoet namelijk niet meer aux normes. Die verbouwing gaat zo'n acht maanden duren zeggen ze. Geen feesten dus dit jaar.

donderdag 24 juli 2008

muziek

We waren even in Nederland – verjaardagen en zo. In de auto hoorden we de Tourradio. Steeds weer diezelfde liedjes, zoals ze die twintig, dertig jaar geleden ook al speelden. Alsof er helemaal niks veranderd is en ze in Hilversum nog steeds alleen maar de cd-set Vive la France hebben.
Zeker drie keer Gérard Lénorman gehoord met zijn presidentswens. Ook Michel Fugain et zijn Big bazar blijft populair. En we luisterden niet eens dagelijks naar de radio.
Dit artikel http://www.vk.nl/fransemuziek deed me goed, al noemen ze Têtes Raides niet. Voor de dieper geïntereseerde: bij correspondent Olivier van Beemen kun je vaak iets leuks horen op zijn parijsblog (http://www.parijsblog.nl). Hij verwijst ook door naar de site van fluistermeisjesfan Guuzbourg op www.fillessourires.blogspot.com.
Waarom zoveel Franse zangeressen overigens zingen met een kinderstemmetje is een van de prangende vragen waar ik ooit nog wel eens op terug zal komen.

dinsdag 24 juni 2008

rapportbespreking

Eén voor één worden de ouders binnen geroepen.
Het klaslokaal doet denken aan een rechtzaal. De tafels staan in een grote U. Rondom het onderwijzend personeel, twee vertegenwoordigers van de ouders en twee van de leerlingen. Naast madame la directrice staan drie lege stoelen. Zoon en ik gaan verlegen zitten.
Gelukkig is zoon een goede leerling. Sommige docenten glimlachen bemoedigend. De twee moeders ook.

Een powerpoint presentatie! Op het scherm een grafiek; met alle vakken, de vorderingen van zoon, het gemiddelde van de klas. Rood onder de lijn, groen erboven. En het rapport, gewoon op papier. Ik geloof dat alles in orde is.

‘Sommige ouders komen gewoon niet!’ klaagt directrice later.
Het verbaast me niks.
Wie wil er voor de rechtbank verschijnen om te horen dat zijn kind er niks van bakt? Het is al indrukwekkend genoeg als het goed gaat.

dinsdag 20 mei 2008

eierbuur


Sinds ik onze buren heb geholpen met de koffietafel na het overlijden van hun oom, zijn we officieel erkende buren. Robert, le petit, de jongste en spraakzaamste van de twee broers, komt sindsdien niet alleen af en toe even langs voor een praatje over weer en gezondheid, maar neemt nu ook wat mee, want: on est voisin. Vanwege diverse gezondheidsproblemen maakt hij gebruik van zijn invalideauto en hoor je hem altijd aankomen.

Ze hebben een flinke groentetuin, de broers, en ze krijgen niet alles opgegeten of ingemaakt. Deze winter kwam Robert meerdere keren langs met een vuilniszak (aan kleine hoeveelheden doet hij niet) vol kolen met groene bladeren, die ik groene kool zou noemen, ware het niet dat Robert volhoudt dat het witte kool is.

Naast de groentetuin zijn er de kippen. Die ontwikkelen vanaf het voorjaar zo’n enorme legactiviteit dat Robert de overgebleven eitjes per schoenendoos bij ons aflevert, en in zo’n doos passen er zeker zestig. Dat is best veel. En binnen twee weken staat Robert alweer met een nieuwe doos voor de deur, zodat we al gauw aan de honderd zitten. Ik heb me dan ook wel eens haastig verstopt toen ik zijn autootje onze kant op hoorde komen. Dat helpt verder niet, want Robert blijft het gewoon proberen tot hij ons wel aantreft en ondertussen staan die eitjes maar achterin zijn autootje.

Ik heb me afgevraagd wat ze in het verleden met al die eieren deden. Ik dacht dat hun oom er misschien heel veel at. Maar ze verkochten ze op de markt. Met de opbrengst daarvan konden ze hun boodschappen bij de kruidernier betalen, vertelt de oudste broer, want die gaat over dat soort zaken. Tegenwoordig is een ei niks meer waard, en bovendien moet je ze nu eerst allemaal laten bestempelen. Daar hebben de broers helemaal geen zin in. Sindsdien leven wij dus op ongekeurde eieren.

maandag 12 mei 2008

huiswerkhulp

Ik help dochter met haar huiswerk Frans. We moeten, nou ja, zij moet, de oorsprong van bepaalde woorden opzoeken en internet is daarbij erg handig.

Ik beland via
www.lexilogos.com (ook fijn) bij http://www.ethesis.net/influ_ned/influ_ned_biblio.htm#Annexes, met een enorme lijst Nederlandse woorden die in het Frans zijn terechtgekomen, hetgeen helemaal niets met het huiswerk te maken heeft, maar wel leuk is.

Ik wist dat Nederlandse vissen en scheepvaarttermen verfranst zijn; ik wist van bolwercken die boulevards, en mannekens die mannequins werden, maar bijvoorbeeld niet dat gribouiller (krabbelen, knoeien) van ons eigen kriebelen komt, of dat in 1412 de belhamel in Frankrijk arriveerde als een bélier. De lijst vertelt niet of een belhamel destijds een ram was, maar achter de lijst blijkt weer een hele scriptie te zitten. Een belhamel was ooit een schaap met een belletje.

Afijn, twee uur later (dochter ploetert eenzaam verder aan haar huiswerk), weet ik dat 14% van het Frans uit leenwoorden bestaat, waarvan 0,2 % uit het Nederlands. Het aantal leenwoorden in het Nederlands is zeker dubbel zo hoog, want naar die percentages moest ik toen natuurlijk ook op zoek.


Wat vliegt de tijd als je helpt met huiswerk.

zondag 4 mei 2008

La petite

Roland is - net als veel van zijn generatiegnoten in mijn dorp - nooit getrouwd. Eerst woonde hij bij zijn moeder, daarna bij zijn broer en schoonzuster. Daarnaast woont de dochter van zijn broer met man en dochter. Ze noemen Roland tonton, oompje. Dat doen veel mensen in mijn dorp.

Aan de overkant staat zijn oude zagerij. De grootste machines heeft Roland na zijn pensionering verkocht. Er staat alleen wat kleiner spul, en zijn graafmachientje. Roland zit graag op zijn graafmachine. Als we wat te graven hebben komt hij meteen. En hij wil er nooit iets voor hebben. Voor de zagerij heeft Roland een bord laten plaatsen met een schilderij van de boerderij rond 1900. Dat heeft hij laten schilderen. Er staan ook nog een paar houten kippen die knikken in de wind, en een windmolen. Die heeft hij zelf gemaakt.

Achter de zagerij liet Roland een bungalow bouwen. Nee, die was niet voor hem zelf. Die was voor la petite. La petite, zijn achternichtje, was toen 15. Ik voelde een mengsel van medelijden en jaloezie. Medelijden, omdat het mij wat angstaanjagend leek als er al op je 15e een bungalow voor je werd gebouwd. Als ze nou in Parijs wilde gaan wonen? En jaloezie, omdat ik nooit in een dorp heb gewoond waar iedereen je sinds je geboorte kent, waar je altijd door je familie omringd bent en waar al een huis voor je klaar staat voor je daaraan toe bent.

Nu studeert la petite in Toulouse. In de bungalow wonen Engelse huurders. Rolands broer ging dood, en toen zijn schoonzus. Roland praat nog minder dan toen we hier net woonden. Hij zegt alleen dat het zo stil is geworden in ons dorp.

vrijdag 11 april 2008

Circus


Er hangen circusposters in de buurt. Ik word er nog altijd een beetje opgewonden van. Vroeger speelde ik graag circusje. Niet dat ik erg lenig was, maar dat maakte niet uit. Om onze tuin stond een hekje van nog geen 20 centimeter hoog waarop je kon koordansen, op het nieuwbouwterrein stonden stellages die best voor een paard konden doorgaan en op onze schommel durfde ik behoorlijk hoog. De mooiste tijd was toen er een houten stratenmakerswagen bij ons in de buurt stond. Na zessen ging ik graag op het trapje ervoor zitten en was ik even een circusartieste voor haar woonwagen.
Het leven is anders gelopen.

De liefde voor het circus heb ik niet om mijn kinderen weten over te brengen. Misschien heb ik ze net iets te vaak meegenomen naar zo’n klein plattelandscircus. De eerste keer was op vakantie in de Provence. Er stonden allemaal exotische beesten buiten, die we verder niet op de piste terugzagen. Wel mocht echtgenoot, die een van de weinige mannen was in het publiek, onder meer figureren als achterwerk van een olifant. Wij vonden dat wel grappig. De kinderen niet. Ik herinner me vooral de volle maan boven de circustent na afloop, maar dat weet zij dan weer niet meer.

Daarna was er een circus in ons eerste Franse dorp. Op de dorpsschool draaiden twee meisje één dag mee, voordat de familie weer verder trok. Ik was daar diep van onder de indruk. Zoon en dochter vertrokken geen spier. De voorstelling was inderdaad wat teleurstellend. Ik herinner me vooral de chagrijnige circusartiest die, terwijl de meisjes bezig waren met een act op een matje die een beetje ervaren gymnastieker inderdaad ook wel kon doen, kwam informeren waar godverdomme de autosleutels waren.

De laatste keer was hier in de buurt. Dit circus prees zich aan met zeven gedresseerde everzwijen. Voor mij de ultieme combinatie: een circus, en everzwijnen! Terwijl de regen op het tentdoek kletterde keken we klappertandend toe hoe de everzwijnen over een behoorlijk brede plank liepen en om de drie passen wat lekkers in hun bek gestopt kregen. Ze keken ons wel verschrikkelijk lief aan toen we na afloop nog even in de dierenwagen mochten kijken.

Ik stel het niet eens meer aan ze voor. En ik ga ook niet in mijn eentje naar die voorstelling. Maar ik ga wel even bij dat circus kijken, gewoon, ‘s middags. Twee tijgers liggen in hun kooi. Er staan wat beesten aan een ketting; een zebra, een minipaardje, twee drommedarissen. Er loopt een ouder echtpaar rond, en een magere man in overal: de artiesten. En er staat één prachtige woonwagen, een echte.

Een meisje van een jaar of twaalf maakt een heleboel foto’s met haar mobiele telefoon. De techniek is misschien veranderd. Maar het circus heeft voor sommigen nog altijd romantiek. Al is het dan niet bij mijn eigen nageslacht.

dinsdag 8 april 2008

Linda

Zag toevallig vorige week in de tv-gids dat er op TF1 een série dramatique néerlandaise op het programma stond. De télérama, één van de minst schreeuwerige tv-gidsen, heeft er zelfs een extra blokje aan gewijd.

Het gaat om de Desperate housewifes néerlandaises schrijft men, en de wanhopige dames wonen in le banlieue chic d’Amsterdam. Banlieue roept bij mij associaties op met rellen, maar het gaat hier om chic, en het Gooi begrijp ik al gauw, want in het Nederlands heet de serie Gooise vrouwen. Hier is dat Jardins secrets geworden en er staan die maandag meteen maar liefst drie afleveringen op het programma, al begint het pas om half elf ‘s avonds.
Series worden hier meestal in brokken van drie opgediend. Drie keer Urgences, drie keer FBI-portés disparus, drie keer al die andere Amerikaanse series, zodat een verslaafde tv-kijker niet te vaak aan nieuwe hoofden hoeft te wennen.

Het is vreemd om op een Franse lenteavond opeens naar een vloeiend Frans pratende Linda de Mol en Annet Malherbe - de anderen zijn van na mijn tijd, toen Linda volgens mij ook nog niet acteerde - te kijken Aan version originale doet alleen Arte, en ik moet toegeven dat ze hier heel bedreven zijn in het doubleren der stemmen. Je zou zweren dat men vloeiend Frans spreekt in het Gooi. Et pourquoi pas. Het is toch altijd als het toppunt van chic beschouwd, dat Frans. En het Gooi natuurlijk.

maandag 31 maart 2008

uil

Vrijdagochtend keek ik vanuit het slaapkamerraam recht in het gezicht van een uil.
Een uil heeft een gezicht, geen kop. Ik begreep meteen waarom uilen allerlei wijze gedachtes worden toegeschreven. Hij lijkt je aan te kijken en daar allerlei waanzinnig intelligente dingen bij te denken. Ik voel me om zeven uur ’s ochtend nog minder intelligent dan anders; ik kon alleen maar naar hem kijken en me langzaam verder aankleden, want daar was ik mee bezig.

De uil - een kerkuil denk ik – draaide zijn hoofd af en toe vreselijk ver naar links, en dan weer vreselijk ver naar rechts en keek dan weer naar mij, terwijl ik me traag afvroeg wat hij daar eigenlijk op het dak van de schuur deed. Het was al licht, en het zijn toch nachtdieren. Vorige zomer zag ik een keer twee uilen boven ons vliegen toen we op een warme zomernacht nog in ons opblaasbadje lagen te dobberen. Het leken net twee spookjes. Mooie spoken, maar ik vind alles mooi aan een uil.
Misschien zit die uil elke nacht op de schuur en wilde hij eens weten hoe dat zat als het al licht was?

Ons huis was ruim veertig jaar niet bewoond geweest toen wij er langzaam introkken. Sommige balken zaten onder dikke lagen uilenpoep. Er vloog wel eens een uil tegen het raam, waar jarenlang een gat had gezeten. Nu hoor ik af en toe diep geadem en geschuifel boven mijn hoofd. Ik dacht aanvankelijk dat er een zwaarlijvige man rondkroop op zolder, wat me een beetje verbaasde want het is er laag, koud en vies. Buurman Camille – die me regelmatig dieren- en plantenzaken uitlegt - zei dat dat gewoon een uil was.

Ik hoop dat de uilen het ons niet kwalijk nemen dat we het grootste deel van hun onderdak hebben ingepikt en hen alleen een stukje zolder hebben gelaten. Die excuses probeerde ik nog even telepathisch aan deze ochtenduil over te brengen.
Ik neem aan dat hij het begrepen heeft.

zaterdag 29 maart 2008

Facteur

Opeens wordt de post later gebracht. Dan krijg ik een brief als geweigerd retour, omdat hij onvoldoende gefrankeerd is. Dat is vreemd. Als ik er niet genoeg opplak, plakt postbode Yves dat erbij. De volgende dag legt hij een briefje in de bus, dat ik hem 8 cent schuldig ben, of 33. En dat leg ik dan de dag daarna keurig gepast voor hem neer. Ik heb ook een keer tien cent van hem teruggekregen, omdat ik teveel op een brief geplakt had. Yves is zeker op vakantie.

Zoals gewoonlijk hoor ik het dorpsnieuws later dan ieder ander. Yves blijkt aangereden toen hij aan het fietsen was. Dat fietsen doet hij voor zijn plezier, want de post moet hij per auto rondbrengen. Hij doet een heleboel dorpen, maar toevallig woont hij in het mijne. Yves zegt niet zoveel. Maar hij slaagt er wel altijd in mijn achternaam volledig uit te spreken, en die van echtgenoot ook. De meeste fransen houden het na twee letters voor gezien. Het is een verstandige man. Naast hem in de postauto staat een zak koekjes voor de honden die hij als plattelandspostbode in grote getale tegenkomt. Dankzij die koekjes kwispelt zelfs de meest agressieve hond bij het zien van zijn gele auto. Aardig is hij ook. Ik heb hem oudere dorpsgenoten zien helpen bij het lezen, begrijpen en invullen van ingewikkelde bureaucratische post.
Ik koop een kaart voor Yves om hem een bon rétablissement te wensen. Het lijkt me gepast deze zelf langs te brengen, zonder tussenkomst van de vervangende factrice. In mijn dorp wonen nog geen 150 mensen, maar het is wel uitgestrekt. We wonen zeker 40 minuten lopen van elkaar vandaan. Of een paar minuten met de auto. Yves blijkt gelukkig alweer op de been. Hij hinkelt rond in zijn garage, zegt ‘bonjour madame Michgelsen’ en meldt dat het ongeluk zijn eigen schuld was. Ik wens hem nog eens beterschap en zeg dat we hem missen. Dan zijn we eigenlijk wel weer uitgepraat. Ik hoop dat hij snel weer aan het werk kan.

zondag 23 maart 2008

Alleen

Ik hou even wat minder van mijn dorp. Twee weken geleden vertrokken we hals over kop naar Nederland, omdat het helemaal niet goed ging met mijn schoonmoeder. Een week later, en één dag na haar begrafenis, kom ik met zoon en dochter moe en treurig in ons dorp terug. Ik zet een van haar ingenieuze borduurwerken neer, met haar foto en een kaarsje.

In mijn dorp is niets veranderd. Ja, er zijn verkiezingen geweest, maar er was maar één lijst en iedereen die daarop stond is ook gekozen. En het gras is hard gegroeid.
De paar mensen die ik spreek mompelen vaag wat als ik vertel dat schoonmoeder dood is. De enige condeleancekaart komt van vers gearriveerde Engelsen. Er staat een klein geborduurd vogeltje op.

Mijn schoonmoeder woonde niet in mijn dorp. Als ze hier had gewoond zouden de klokken geluid hebben. De buren zouden alle huizen zijn langsgereden om te vertellen wie er overleden was, en wanneer de begrafenis zou zijn. In Nederland verstuurden we rouwkaarten, maar niet naar mijn dorp.

Ik voel opeens de afstand haarscherp. De afstand tussen mijn dorp en Nederland. En de afstand tussen mij en mijn dorpsgenoten. Waarom ga ik eigenlijk naar al die begrafenissen hier, mopper ik in mezelf. Ik kende die oude vaders, moeders of omes toch ook nauwelijks? Ik neem me voor nooit meer naar zo’n begrafenis te gaan, maar ik neem wel vaker rigoreuze besluiten die ik vervolgens niet uitvoer.


Het is lang geleden dat ik heimwee had. Het is ook geen echte heimwee. Het is de treurige nostalgie naar dingen die voorgoed voorbij zijn, naar mensen die nooit meer terugkomen. Daar kan mijn dorp ook niets aan doen.

zondag 2 maart 2008

Burgemeester

Mijn dorp had meer dan 30 jaar dezelfde burgemeester. Joël. Een gezellige man. Met nieuwjaar bereidde hij in zijn eentje een maaltijd voor het hele dorp. In een vlekkerig hemd stond hij zwetend achter het fornuis, sigaret in de mond, glas in de ene hand en enkele pannen binnen het bereik van de andere. Ondertussen serveerde hij aan iedereen fikse glazen pastis met een paar druppels water. En daarna een heerlijke maaltijd, minstens vijf gangen lang.

Joël had een grote boerderij en was twee halve dagen per week op het gemeentehuis. Ook daar serveerde hij graag iets. Een sterk eigen brouwsel voor de heren, gitzwarte koffie met bonbons voor de dames. Mannen houden van drank en vrouwen van zoetigheid, dat weet iedereen. Bouwaanvragen en andere bureaucratische rompslomp wuifde hij weg, of richting secretaresse als het echt niet anders kon.

Ik mocht hem graag, onze burgemeester. In het dorp werd wel eens gemopperd over zijn wat ondemocratische werkwijze. Hij legde geen zaken voor, maar deelde besluiten mee. Dat hoort niet. Omdat het meestal landbouwzaken betrof ging het langs ons heen. Ik had alleen wel eens dat sterke brouwsel willen proeven.

Joël leefde vrolijk, maar niet heel gezond. Nu is hij dood en is het dorpsplein naar hem vernoemd. We kregen een nieuwe burgemeester. Robert is een keurige man, niks op aan te merken. Vroeger was hij gendarme. We krijgen opeens regelmatig een schrijven van het gemeentehuis. Wat de plannen zijn, wat dat dan wel niet kost, en wat de raad besloten heeft. Iedereen is erg tevreden. Maar ik mis Joël.

vrijdag 29 februari 2008

Groot

Heb ‘m net op de trein gezet, mijn zoon.
Daar zat ‘ie met zijn tas en slaapzak, nog even schichtig te zwaaien.
Gek, was het niet vorige zomer dat ik het zand van zijn voetjes veegde, voor ik zijn schoenen aandeed?
Misschien toch eerder; zijn strikdiploma heeft hij tenslotte al even.
En de schoenen die vanmorgen klaarstonden zijn me maten te groot.
Gek, vorige week bracht ik hem nog voor het eerst naar school.
En nou gaat hij al alleen op pad.

zaterdag 23 februari 2008

Putain

Ik geef ook les, heb drie klasjes Frans voor buitenlanders. Ik probeer veel met ze te converseren. Ze doen erg hun best. Sommige komen ook zelf met gespreksonderwerpen.
Zo vraagt leerlinge wat ik van putain vind. Verrassend onderwerp voor mijn overwegend gepensioneerde Engelse dames. Bedoelt ze de vloek, of het beroep?

Leerlinge herhaalt haar vraag licht blozend in het engels. Stom. De Russische verkiezingen komen eraan dus ik had het kunnen weten. Als je Putin op zijn Frans wil uitspreken krijg je putain. Vandaar dat de Fransen Poutine schrijven.

Daarna nemen we niet mijn visie op Poetin of de Russische politiek door, maar de Franse termen voor prostituee. Ik vertel erbij dat sommige mensen putain als vloek wel afzwakken tot punaise. Van merde maken ze dan mercredi. Dat lijken me wel handige weetjes voor de dames.

We zijn ooit bij de juf van de lagere school geroepen. Zoon gebruikte in de klas wel eens eh, tja, gros mots. De putains die hij op de speelplaats hoorde, bezigde hij ook in de klas. Als beginnend fransoos voelde hij nog niet aan dat er woorden zijn die je niet willekeurig waar kunt gebruiken. Een taalprobleem waar ik me tot die tijd niet van bewust was geweest. In een ééntalige situatie leer je als kind dat soort dingen min of meer vanzelf.

Jaren later heeft hij nog eens strafwerk gekregen van zijn docente Frans, toen hij in alle oprechtheid informeerde wat een péripatéticienne was. Het kwam voor in een tekst.
Tippelaarster, trottoirkatje, straatmadelief, vonden we later in de Franse van Dale, want wij hadden er ook nooit van gehoord. Mooie woorden, maar niet bruikbaar op de speelplaats.

zondag 17 februari 2008

diepvries

Mijn dorp heeft niet zoveel. We hebben geen kroeg, winkel of school meer, en een kasteel of andere toeristische bezienswaardigheid is er nooit geweest. We hebben natuurlijk wel een Mairie, een Salle de Fêtes en maar liefst drie kerkjes. En een telefooncel, een glasbak, een boulodrôme en een gemeenschappelijke diepvries.

Vroeger waren er zelfs twee gemeenschappelijke diepvriezen. Eentje boven, op de heuvel. En eentje beneden. Die beneden staat er nog. Een klein gebouwtje met daarin allemaal deuren. Iedereen uit de buurt kon een kastje huren. Dat was na de oorlog, toen heel Amerika al een diepvries in huis had. Toen je hier geen worsten en hammen meer aan het plafond hing. Toen de electriciteit tot het dorp was gekomen, maar nog niet tot alle huizen. Toen je nog met de hele buurt een varken slachtte en al die hompen ergens kwijt moest.

Het is allemaal nog niet zo lang geleden. De electriciteit kwam hier in de jaren ’50, de eerste telefoon in de jaren ’60 en er was grote opwinding toen een dorpeling begin jaren ’70 een echte douche liet installeren. Iedereen ging er naar kijken.

De diepvries doet het niet meer. Hij is overbodig, want iedereen heeft zijn eigen diepvries. Net als iedereen een eigen inpandig toilet heeft, een badkamer en een telefoonaansluiting. We kunnen allemaal ongeremd internetten, al is dat laatste nog niet extreem wijdverbreid.

De diepvries wordt binnenkort afgebroken.
Het wachten is nu op het verdwijnen van de telefooncel.

woensdag 13 februari 2008

Gebakken mol

Er ligt een dode mol in de tuin. Mollen zien er lief uit. Vooral hun kleine voorpootjes.
Ik denk opeens aan Zoon. We woonden pas een paar maanden in Frankrijk. Zoon at dagelijks in de kantine van de lagere school. Hij was altijd enthousiast over de aangeboden maaltijden.
Behalve die ene keer.
‘Vandaag aten we mol,’ zegt hij.
We wisten dat men in Frankrijk kikkers en slakken eet. Dat ze ook mollen serveerden was ons onbekend. Maar zoon weet het zeker. ‘Taupe, zeiden ze. En dat betekent mol.’
Geen speld tussen te krijgen. Vreemd. Zoveel vlees zit er niet aan een mol. We kunnen ook geen molrecept vinden in het kookboek.


Pas enkel maanden later ontdekken we het gerecht daube. Een soort boeuf Bourguignon. Rundvlees dus. Misschien moet ik vanavond een daube à la taupe maken?

zaterdag 9 februari 2008

Moderne hond

Vreemde honden hangen rond in de tuin. Er liggen bloeddruppels op de keukenvloer.
Hond Bella is loops.
Een dorp verder woont Simba. Simba is een stevige herder. Bella is een mooie herderin. Simba’s baas wil graag jonkies. Wij ook, maar hij meer.
‘En?’ vraagt Serge elke keer hoopvol als we hem tegenkomen.
Eindelijk kunnen we Serge bellen met het goede nieuws.

We laden Bella in de auto. Serge en Simba staan al te wachten.
Simba wil wel. Bella niet.
‘Kom even koffie drinken,’ zegt Serge. Hij sluit de honden op in een stal.
Simba wil niet meer zo. Bella nog steeds niet.
Ze kijken ons treurig na, hun voorpoten op de halve deur.

Na twee koffies staan Bella en Simba nog steeds even treurig in de stal.
Bella moet maar blijven logeren.
We aaien haar schuldbewust over haar kop.

‘En?’ vragen we de volgende dag, ook hoopvol.
Serge foetert op Simba. Die luilak begrijpt niet wat je met een loopse hond moet.
Bella springt razendsnel in de auto.

We blijven op en neer rijden. Simba bij ons. Bella weer bij Simba.

Serge roept vaak ‘allez Simba’. Ze doen niks

We drinken weer koffie.
Serge wijst op zijn andere hond, een kleine terrier, een vrouwtje.
‘Die wilde ook al niet,’ zegt hij treurig. Talloze keren heeft hij haar op het juiste moment bij een enthousiaste reu afgeleverd. Niks.
‘Vroeger,’ zucht hij, ‘dan zette je ze even bij elkaar en hup, klaar. Bevrucht. Die honden van tegenwoordig, die willen gewoon niet.’

Bella springt weer enthousiast in de auto. Lekker naar huis. Zonder reu. Bewust kinderloos. Een teef van deze tijd.

woensdag 6 februari 2008

Hinkelende jagers

In het jachtseizoen rijden er elke dag wel jagers langs. In het weekend om echt te jagen. De rest van de tijd vooral om sporen te zoeken. Uit een enkele geplette grasriet weten zij een kudde overstekende everzwijnen te herleiden.
Er staan er een paar op de weg, vlak bij mijn huis. Oudere jagers. Ze babbelen een beetje.
Ik ga even kijken. Ik wil graag een levend everzwijn zien. Dat is me nog nooit gelukt; ik zie alleen maar dooie. Die worden na de jacht op het erf van de buurman in stukken gesneden.
De geweren hangen achteloos over hun schouders. De jagers kijken naar de weg. Daar heeft mijn dochter vanmorgen een hinkelspel getekend.

‘Niks veranderd,’ zegt buurman Camille.
De andere mannen knikken. ‘Zo maakten wij ze vroeger ook.’
‘Hinkelden jullie ook met een doosje?’ vraag ik geïnteresseerd. Daar heb ik net met dochter over gediscussieerd. Ik hinkelde vroeger met een metalen doosje. Atrix was populair. En Nivea. Wiebertjes doosjes waren ook oké. Dochter hinkelt met een steentje.

De jagers scharrelen even rond. Rapen een steentje op, nog een. Schudden hun hoofden.
Eindelijk vindt Camille het. Een stukje rode dakpan. De andere jagers knikken weer.
Precies. Hinkelen doe je met een stukje dakpan.
Het zijn geen oude jagers meer, maar vier jochies.
‘Jullie mogen best,’ wijs ik.
Maar zo speels zijn jagers nou ook weet niet. Ze gaan liever weer spoorzoeken.