dinsdag 20 mei 2008

eierbuur


Sinds ik onze buren heb geholpen met de koffietafel na het overlijden van hun oom, zijn we officieel erkende buren. Robert, le petit, de jongste en spraakzaamste van de twee broers, komt sindsdien niet alleen af en toe even langs voor een praatje over weer en gezondheid, maar neemt nu ook wat mee, want: on est voisin. Vanwege diverse gezondheidsproblemen maakt hij gebruik van zijn invalideauto en hoor je hem altijd aankomen.

Ze hebben een flinke groentetuin, de broers, en ze krijgen niet alles opgegeten of ingemaakt. Deze winter kwam Robert meerdere keren langs met een vuilniszak (aan kleine hoeveelheden doet hij niet) vol kolen met groene bladeren, die ik groene kool zou noemen, ware het niet dat Robert volhoudt dat het witte kool is.

Naast de groentetuin zijn er de kippen. Die ontwikkelen vanaf het voorjaar zo’n enorme legactiviteit dat Robert de overgebleven eitjes per schoenendoos bij ons aflevert, en in zo’n doos passen er zeker zestig. Dat is best veel. En binnen twee weken staat Robert alweer met een nieuwe doos voor de deur, zodat we al gauw aan de honderd zitten. Ik heb me dan ook wel eens haastig verstopt toen ik zijn autootje onze kant op hoorde komen. Dat helpt verder niet, want Robert blijft het gewoon proberen tot hij ons wel aantreft en ondertussen staan die eitjes maar achterin zijn autootje.

Ik heb me afgevraagd wat ze in het verleden met al die eieren deden. Ik dacht dat hun oom er misschien heel veel at. Maar ze verkochten ze op de markt. Met de opbrengst daarvan konden ze hun boodschappen bij de kruidernier betalen, vertelt de oudste broer, want die gaat over dat soort zaken. Tegenwoordig is een ei niks meer waard, en bovendien moet je ze nu eerst allemaal laten bestempelen. Daar hebben de broers helemaal geen zin in. Sindsdien leven wij dus op ongekeurde eieren.

maandag 12 mei 2008

huiswerkhulp

Ik help dochter met haar huiswerk Frans. We moeten, nou ja, zij moet, de oorsprong van bepaalde woorden opzoeken en internet is daarbij erg handig.

Ik beland via
www.lexilogos.com (ook fijn) bij http://www.ethesis.net/influ_ned/influ_ned_biblio.htm#Annexes, met een enorme lijst Nederlandse woorden die in het Frans zijn terechtgekomen, hetgeen helemaal niets met het huiswerk te maken heeft, maar wel leuk is.

Ik wist dat Nederlandse vissen en scheepvaarttermen verfranst zijn; ik wist van bolwercken die boulevards, en mannekens die mannequins werden, maar bijvoorbeeld niet dat gribouiller (krabbelen, knoeien) van ons eigen kriebelen komt, of dat in 1412 de belhamel in Frankrijk arriveerde als een bélier. De lijst vertelt niet of een belhamel destijds een ram was, maar achter de lijst blijkt weer een hele scriptie te zitten. Een belhamel was ooit een schaap met een belletje.

Afijn, twee uur later (dochter ploetert eenzaam verder aan haar huiswerk), weet ik dat 14% van het Frans uit leenwoorden bestaat, waarvan 0,2 % uit het Nederlands. Het aantal leenwoorden in het Nederlands is zeker dubbel zo hoog, want naar die percentages moest ik toen natuurlijk ook op zoek.


Wat vliegt de tijd als je helpt met huiswerk.

zondag 4 mei 2008

La petite

Roland is - net als veel van zijn generatiegnoten in mijn dorp - nooit getrouwd. Eerst woonde hij bij zijn moeder, daarna bij zijn broer en schoonzuster. Daarnaast woont de dochter van zijn broer met man en dochter. Ze noemen Roland tonton, oompje. Dat doen veel mensen in mijn dorp.

Aan de overkant staat zijn oude zagerij. De grootste machines heeft Roland na zijn pensionering verkocht. Er staat alleen wat kleiner spul, en zijn graafmachientje. Roland zit graag op zijn graafmachine. Als we wat te graven hebben komt hij meteen. En hij wil er nooit iets voor hebben. Voor de zagerij heeft Roland een bord laten plaatsen met een schilderij van de boerderij rond 1900. Dat heeft hij laten schilderen. Er staan ook nog een paar houten kippen die knikken in de wind, en een windmolen. Die heeft hij zelf gemaakt.

Achter de zagerij liet Roland een bungalow bouwen. Nee, die was niet voor hem zelf. Die was voor la petite. La petite, zijn achternichtje, was toen 15. Ik voelde een mengsel van medelijden en jaloezie. Medelijden, omdat het mij wat angstaanjagend leek als er al op je 15e een bungalow voor je werd gebouwd. Als ze nou in Parijs wilde gaan wonen? En jaloezie, omdat ik nooit in een dorp heb gewoond waar iedereen je sinds je geboorte kent, waar je altijd door je familie omringd bent en waar al een huis voor je klaar staat voor je daaraan toe bent.

Nu studeert la petite in Toulouse. In de bungalow wonen Engelse huurders. Rolands broer ging dood, en toen zijn schoonzus. Roland praat nog minder dan toen we hier net woonden. Hij zegt alleen dat het zo stil is geworden in ons dorp.

vrijdag 11 april 2008

Circus


Er hangen circusposters in de buurt. Ik word er nog altijd een beetje opgewonden van. Vroeger speelde ik graag circusje. Niet dat ik erg lenig was, maar dat maakte niet uit. Om onze tuin stond een hekje van nog geen 20 centimeter hoog waarop je kon koordansen, op het nieuwbouwterrein stonden stellages die best voor een paard konden doorgaan en op onze schommel durfde ik behoorlijk hoog. De mooiste tijd was toen er een houten stratenmakerswagen bij ons in de buurt stond. Na zessen ging ik graag op het trapje ervoor zitten en was ik even een circusartieste voor haar woonwagen.
Het leven is anders gelopen.

De liefde voor het circus heb ik niet om mijn kinderen weten over te brengen. Misschien heb ik ze net iets te vaak meegenomen naar zo’n klein plattelandscircus. De eerste keer was op vakantie in de Provence. Er stonden allemaal exotische beesten buiten, die we verder niet op de piste terugzagen. Wel mocht echtgenoot, die een van de weinige mannen was in het publiek, onder meer figureren als achterwerk van een olifant. Wij vonden dat wel grappig. De kinderen niet. Ik herinner me vooral de volle maan boven de circustent na afloop, maar dat weet zij dan weer niet meer.

Daarna was er een circus in ons eerste Franse dorp. Op de dorpsschool draaiden twee meisje één dag mee, voordat de familie weer verder trok. Ik was daar diep van onder de indruk. Zoon en dochter vertrokken geen spier. De voorstelling was inderdaad wat teleurstellend. Ik herinner me vooral de chagrijnige circusartiest die, terwijl de meisjes bezig waren met een act op een matje die een beetje ervaren gymnastieker inderdaad ook wel kon doen, kwam informeren waar godverdomme de autosleutels waren.

De laatste keer was hier in de buurt. Dit circus prees zich aan met zeven gedresseerde everzwijen. Voor mij de ultieme combinatie: een circus, en everzwijnen! Terwijl de regen op het tentdoek kletterde keken we klappertandend toe hoe de everzwijnen over een behoorlijk brede plank liepen en om de drie passen wat lekkers in hun bek gestopt kregen. Ze keken ons wel verschrikkelijk lief aan toen we na afloop nog even in de dierenwagen mochten kijken.

Ik stel het niet eens meer aan ze voor. En ik ga ook niet in mijn eentje naar die voorstelling. Maar ik ga wel even bij dat circus kijken, gewoon, ‘s middags. Twee tijgers liggen in hun kooi. Er staan wat beesten aan een ketting; een zebra, een minipaardje, twee drommedarissen. Er loopt een ouder echtpaar rond, en een magere man in overal: de artiesten. En er staat één prachtige woonwagen, een echte.

Een meisje van een jaar of twaalf maakt een heleboel foto’s met haar mobiele telefoon. De techniek is misschien veranderd. Maar het circus heeft voor sommigen nog altijd romantiek. Al is het dan niet bij mijn eigen nageslacht.

dinsdag 8 april 2008

Linda

Zag toevallig vorige week in de tv-gids dat er op TF1 een série dramatique néerlandaise op het programma stond. De télérama, één van de minst schreeuwerige tv-gidsen, heeft er zelfs een extra blokje aan gewijd.

Het gaat om de Desperate housewifes néerlandaises schrijft men, en de wanhopige dames wonen in le banlieue chic d’Amsterdam. Banlieue roept bij mij associaties op met rellen, maar het gaat hier om chic, en het Gooi begrijp ik al gauw, want in het Nederlands heet de serie Gooise vrouwen. Hier is dat Jardins secrets geworden en er staan die maandag meteen maar liefst drie afleveringen op het programma, al begint het pas om half elf ‘s avonds.
Series worden hier meestal in brokken van drie opgediend. Drie keer Urgences, drie keer FBI-portés disparus, drie keer al die andere Amerikaanse series, zodat een verslaafde tv-kijker niet te vaak aan nieuwe hoofden hoeft te wennen.

Het is vreemd om op een Franse lenteavond opeens naar een vloeiend Frans pratende Linda de Mol en Annet Malherbe - de anderen zijn van na mijn tijd, toen Linda volgens mij ook nog niet acteerde - te kijken Aan version originale doet alleen Arte, en ik moet toegeven dat ze hier heel bedreven zijn in het doubleren der stemmen. Je zou zweren dat men vloeiend Frans spreekt in het Gooi. Et pourquoi pas. Het is toch altijd als het toppunt van chic beschouwd, dat Frans. En het Gooi natuurlijk.

maandag 31 maart 2008

uil

Vrijdagochtend keek ik vanuit het slaapkamerraam recht in het gezicht van een uil.
Een uil heeft een gezicht, geen kop. Ik begreep meteen waarom uilen allerlei wijze gedachtes worden toegeschreven. Hij lijkt je aan te kijken en daar allerlei waanzinnig intelligente dingen bij te denken. Ik voel me om zeven uur ’s ochtend nog minder intelligent dan anders; ik kon alleen maar naar hem kijken en me langzaam verder aankleden, want daar was ik mee bezig.

De uil - een kerkuil denk ik – draaide zijn hoofd af en toe vreselijk ver naar links, en dan weer vreselijk ver naar rechts en keek dan weer naar mij, terwijl ik me traag afvroeg wat hij daar eigenlijk op het dak van de schuur deed. Het was al licht, en het zijn toch nachtdieren. Vorige zomer zag ik een keer twee uilen boven ons vliegen toen we op een warme zomernacht nog in ons opblaasbadje lagen te dobberen. Het leken net twee spookjes. Mooie spoken, maar ik vind alles mooi aan een uil.
Misschien zit die uil elke nacht op de schuur en wilde hij eens weten hoe dat zat als het al licht was?

Ons huis was ruim veertig jaar niet bewoond geweest toen wij er langzaam introkken. Sommige balken zaten onder dikke lagen uilenpoep. Er vloog wel eens een uil tegen het raam, waar jarenlang een gat had gezeten. Nu hoor ik af en toe diep geadem en geschuifel boven mijn hoofd. Ik dacht aanvankelijk dat er een zwaarlijvige man rondkroop op zolder, wat me een beetje verbaasde want het is er laag, koud en vies. Buurman Camille – die me regelmatig dieren- en plantenzaken uitlegt - zei dat dat gewoon een uil was.

Ik hoop dat de uilen het ons niet kwalijk nemen dat we het grootste deel van hun onderdak hebben ingepikt en hen alleen een stukje zolder hebben gelaten. Die excuses probeerde ik nog even telepathisch aan deze ochtenduil over te brengen.
Ik neem aan dat hij het begrepen heeft.

zaterdag 29 maart 2008

Facteur

Opeens wordt de post later gebracht. Dan krijg ik een brief als geweigerd retour, omdat hij onvoldoende gefrankeerd is. Dat is vreemd. Als ik er niet genoeg opplak, plakt postbode Yves dat erbij. De volgende dag legt hij een briefje in de bus, dat ik hem 8 cent schuldig ben, of 33. En dat leg ik dan de dag daarna keurig gepast voor hem neer. Ik heb ook een keer tien cent van hem teruggekregen, omdat ik teveel op een brief geplakt had. Yves is zeker op vakantie.

Zoals gewoonlijk hoor ik het dorpsnieuws later dan ieder ander. Yves blijkt aangereden toen hij aan het fietsen was. Dat fietsen doet hij voor zijn plezier, want de post moet hij per auto rondbrengen. Hij doet een heleboel dorpen, maar toevallig woont hij in het mijne. Yves zegt niet zoveel. Maar hij slaagt er wel altijd in mijn achternaam volledig uit te spreken, en die van echtgenoot ook. De meeste fransen houden het na twee letters voor gezien. Het is een verstandige man. Naast hem in de postauto staat een zak koekjes voor de honden die hij als plattelandspostbode in grote getale tegenkomt. Dankzij die koekjes kwispelt zelfs de meest agressieve hond bij het zien van zijn gele auto. Aardig is hij ook. Ik heb hem oudere dorpsgenoten zien helpen bij het lezen, begrijpen en invullen van ingewikkelde bureaucratische post.
Ik koop een kaart voor Yves om hem een bon rétablissement te wensen. Het lijkt me gepast deze zelf langs te brengen, zonder tussenkomst van de vervangende factrice. In mijn dorp wonen nog geen 150 mensen, maar het is wel uitgestrekt. We wonen zeker 40 minuten lopen van elkaar vandaan. Of een paar minuten met de auto. Yves blijkt gelukkig alweer op de been. Hij hinkelt rond in zijn garage, zegt ‘bonjour madame Michgelsen’ en meldt dat het ongeluk zijn eigen schuld was. Ik wens hem nog eens beterschap en zeg dat we hem missen. Dan zijn we eigenlijk wel weer uitgepraat. Ik hoop dat hij snel weer aan het werk kan.