woensdag 18 april 2007

oude buurman

Vanmorgen, het was nog schemerig, zag ik de oude klokkenluider lopen. Even later hoor ik de klokken. Ik begrijp het. Oude buurman is dood.
Hij was 93. De laatste jaren kwam hij nog maar nauwelijks uit zijn stoel. ‘Het werd zwaar’, zeggen zijn twee neven, broers, met wie hij op de boerderij woonde. ‘Om het uur moest hij eruit, `s nachts.’ Ze staan hout te hakken als ik hen kom condoleren.
Oom ligt opgebaard in de slaapkamer. Een wassen pop. ‘Het kost 73 euro,’ zegt de ene broer, ‘om hem mooi te houden.’ Een verpleegster is helemaal uit Pau gekomen, om een vloeistof in te spuiten.
Ik zeg dat ik het mooi vind, oom opgebaard in zijn eigen bed. En hem te begraven vanuit de boerderij waar hij heel zijn leven heeft gewoond. Met uitzondering van vijf jaar krijgsgevangenschap, zeggen de broers.
De broers hebben Camille, mijn directe buurman, gebeld. Of hij mij wil vragen ‘me als buurvrouw te gedragen’. Ik schrik. Heb ik iets verkeerds gedaan? Had ik de was vandaag niet buiten moeten hangen? Heb ik gezongen toen ik dat deed?
Ze bedoelen of ik kan helpen bij de koffietafel. En of ik wil komen voor oom wordt opgehaald voor de begrafenis. Ik voel me vereerd. ‘Er zijn niet veel buren meer,’ zeggen de broers nuchter. Ik vraag me af of ik ook een cake moet bakken. Maar daar wordt al voor gezorgd.

Camille heeft de gedenkplaat voor het graf geregeld, ‘van de buren’. Ik betaal mee. 75 euro, te delen door zeven. De gedenkplaat staat al naast het bed van oom. De spiegels zijn niet bedekt. De klokken staan niet stil. Er zijn geen bloemen.
De hond ligt bij de kachel. De spraakzaamste broer warmt koffie op in een steelpan. Hij vraagt waarom we geen derde kind maken. Vertelt over zijn laatste operatie. Aan zijn testikels deze keer. Het wordt tijd om naar huis te gaan.