zondag 8 maart 2009

Meester Marc


Marc was twee jaar lang de schoolmeester van zoon, en toen drie jaar van dochter. Een paar dorpen verderop gaf zijn vrouw les aan de middenbouw, en de kleuterklas zat weer in een ander dorp. Een RPI heet zoiets, een regroupement pédagogique intercommunal. Zo gaan de dorpsscholen wat minder snel verloren. Twee busjes verzorgen het ingewikkelde transport tussen de tien dorpen waar de leerlingen wonen, en de drie scholen.

Toen dochter naar collège ging, vertrok Marc naar een andere lagere school. Dat was toeval. Marc was toe aan collega’s binnen handbereik, in plaats van kilometers verderop. Ik was blij dat hij daar pas aan toe was toen mijn kinderen op de middelbare school zaten, want hij is een goede meester.

We zijn samen op wintersport geweest; Marc en ik. En twintig bovenbouwers. Marc kan geweldig skieën en verder hebben we ook weinig gemeen, maar ik mag ‘m graag. Als de kinderen druk waren zei hij zachtjes dat hij zen moest blijven. Dat lukte niet altijd. Het kostte hem daar in de bergen grote moeite rustig te blijven als een van de kinderen zijn handschoenen vergeten was, of eigenlijk nog naar de wc moest, als we eindelijk allemaal klaarstonden.

Zoon vertelde eens hoe de meester het gefrutsel van een leerlinge aan haar etui zo zat was, dat hij die etui met een ferme zwaai het raam uitgooide. Zoon was hier erg van onder de indruk. De leerlinge moest tijdens het speelkwartier haar pennen en potloden uit het struikgewas vissen. De gum heeft ze nooit teruggevonden.

Even vroeg ik me af of ik me wellicht zorgen moest maken over Marcs gebrek aan zelfbeheersing. Zolang hij zich echter niet als een mannelijke juffrouw Bulstronk gedroeg (voor wie Roald Dahls Matilda niet kent: deze voormalige atlete draaide kinderen boven haar hoofd rond en wierp ze dan de speelplaats af), vond ik het wel gaan.
Ook een verstandige meester is niets menselijks vreemd.