
Pigeonniers heten ze. Duiventil, vertaalt van Dale, en het kan ook nog zolderwoning of engelenbak betekenen. Ik heb pas onlangs ontdekt waarom ze ooit in zulke grote getale gebouwd zijn; ik dacht altijd dat het gewoon een enigszins frivool duivenonderdak was.
De duiven hadden er inderdaad een mooi onderdak, één- of tweehoog, maar doordat ze tegelijkertijd de benedenboel onderpoepten, zorgden ze tevens voor de productie van stikstofrijke mest, die colombine werd genoemd. Handig vind ik dat, zo'n duivenstal. Multifunctioneel en nog mooi ook.
Hij stond op pootjes, zodat roofdieren niet makkelijk binnen konden dringen. De eigenaren konden er natuurlijk wel in. Dat die regelmatig een duifje opaten spreekt voor zich.
Maar ze kunnen nog steeds niet lopen.