zaterdag 20 juni 2009

liefde

Gisteren zag ik zoon verliefd worden.
Ik stond erbij en keek ernaar; het was in luttele seconden gepiept.
Hij hield haar liefdevol bij hals en middel en had nergens anders meer oog voor.
Een Fender Stratocaster. Een rode. Dé gitaar.
Nog één maand, dan wordt zoon 17. Hopelijk kan hij deze liefde dan consumeren.

woensdag 10 juni 2009

stemmen en waarnemen


Afgelopen zondag ging ik eindelijk voor het eerst stemmen in mijn dorp. Als niet-Frans ingezetene mag ik dat alleen voor de gemeenteraads-, en de Europese verkiezingen en dan moet ik natuurlijk stemmen op Franse volksvertegenwoordigers.
Ik had ter voorbereiding de kieswijzer van de Europese Unie ingevuld, die mij aanvankelijk bij een mij totaal onbekende partij bracht, maar uiteindelijk was ik er zondagmiddag uit. Dochter ging mee om deze belangrijke gebeurtenis op de foto vast te leggen.

Er hingen nogal wat ouderen rond bij het stembureau, maar qua stemmers was het rustig. Martine, een van onze gemeenteraadsleden, had op dat moment dienst en legde mij de procedure uit. Dat ik twee cartes éléctorales had - ik wist niet meer welke het oudste was - vond ze geen punt. We kennen elkaar tenslotte, zei ze, en je kunt maar één keer je handtekening zetten. Ik stond als nummer twee op de lijst van in totaal drie buitenlandse stemgerechtigden, en daar een extra handtekening tussenfrommelen valt inderdaad op.

Voor haar op tafel lag van elke partij een A5-je. De partij van mijn keuze kon ik daar uitpakken, opvouwen en in een envelopje stoppen. ‘Dat maakt mijn keus niet erg privé,’ zei ik. Ik weet tenslotte dat OVSE-verkiezingswaarnemingsmissies veel aandacht besteden aan de “secrecy of vote” en die leek me hier niet geheel gewaarborgd. Martine antwoordde dat ik ook van alle partijen een papiertje kon pakken en dan in de isolatoir, het stemhokje, daar weer de juiste uit kon halen. De rest kon ik weggooien; er stond een prullenbak.

Dat vond ik zonde van het papier. Martine zei dat ze zich best even wilde omdraaien als ik mijn papiertje pakte. En ze voegde daar aan toe dat mensen thuis al een envelop met al die papiertjes hadden ontvangen en dus ook thuis al konden vouwen. Ik had zoiets niet ontvangen en Martine kon me niet uitleggen waarom niet. De OVSE zou dit onderbrengen onder het kopje “bemoeilijking van het stemmen voor minderheden”, maar ook daar wilde ik niet moeilijk over doen. Bovendien mag Martine best weten dat ik niet voor die enge partij stem die onze burgemeester aanhangt.

De stembus was mooi doorzichtig, ik gooide mijn envelop erin, Martine trok aan een hendeltje, riep “a voté” en dat was dat. Het hendeltje had de teller moeten verschuiven, maar dat mechanisme is al vele verkiezingen geleden stuk gegaan zodat ik de 1543e kiezer bleek te zijn. Mijn dorp heeft 131 stemgerechtigden. Ik ben bang dat een beetje waarnemer een kruisje bij ‘slecht functionerend materiaal’ zou moeten zetten.
Toen dochter en ik later terugkeerden om het tellen bij te wonen – iets dat als gewoonlijk weer binnen tien minuten gepiept was; er waren 74 stemmen uitgebracht – bleek de stembus ook niet op slot te kunnen.

Dit zijn zo de charmes van een oude democratie.

vrijdag 29 mei 2009

koolzaad


De velden voor ons huis werden tot vorig jaar bewerkt door onze buurmannen Robert en Emilien. Elk jaar plantten de broers mais.
Ik heb het niet zo op mais. Ten eerste heeft het behoorlijk veel water nodig, en er is hier helemaal niet zo veel water dus zie ik elke zomer met lede ogen aan hoe sproeiers kostbaar water over de akkers laten vloeien. Ten tweede groeit mais hard. Ergens eind juni is het al hoger dan een doorsnee volwassene. De kinderen vonden het leuk om er verstoppertje tussen te spelen, maar voor je uitzicht is het niet best. En ten derde zie ik gewoon het liefst uitgestrekte wijngaarden.

Nu zijn de broers met pensioen en doet een nicht de boerderij. En staat er opeens tarwe op het veld links, en koolzaad op het veld recht voor ons. Of koolzaad goed of slecht is voor de grond weet ik niet, maar mooi is het wel. In het voorjaar lijkt het of de bekoolzade velden licht geven. Nu zijn ze uitgebloeid en, al geven ze geen licht meer, ze blijven prettig om naar en vooral ook óver te kijken.

In het Frans heet koolzaad colza. Komt uit het Nederlands. Eerst, in de 17e eeuw, gingen ze het in Picardie colzat noemen. Het gewas werd vooral in Vlaanderen en de noordelijke Nederlanden verbouwd, vandaar. En een eeuw later was het colza geworden. Er bestaan niet zoveel Nederlandse woorden in het Frans, en ik vind het altijd aardig zo’n woord aan te treffen. Vooral als het er een beetje exotisch uit is gaan zien.

dinsdag 26 mei 2009

Tandarts

Ik heb een nieuwe tandarts.
De vorige, Olivier, was aardig, en leuk om op een feestje tegen te komen, maar met zijn reparaties liep het niet altijd goed af. Nu heb ik meneer Huron, wat mij aan héron doet denken, Frans (en zonder streepje ook Engels) voor reiger. Als je dezelfde klinkerverandering aanhoudt zou hij in het Nederlands meneer Ruiger heten, alleen is deze tandarts niet ruig, laat staan ruiger.

Meneer Huron doet wel aan een reiger denken, als hij zich met zijn grijze haar en grijze uiterlijk voorover buigt naar een opengesperde mond. Hij heeft me van een helse kiespijn bevrijd, die me in twee dagen tijd meer pijnstillers had doen slikken dan in de rest van mijn leven bij elkaar. Ik moest drie keer terugkomen, maar dat had ik er graag voor over.

Op een feestje zou ik deze reiger niks te vertellen hebben. Ook in de behandelkamer zwijgen we meestal. Heerlijk. Hij heeft niet die onhebbelijke tandarts-gewoonte om dingen te vragen die een langer antwoord behoeven dan ‘uh’ of ‘uh-uh’. Als hij echt iets wil weten haalt hij de apparatuur uit mijn mond, stelt zijn vraag en wacht op antwoord.
Wat een man.

zondag 17 mei 2009

Gelukzoekers

Gisteren kreeg ik een verse Volkskrant kado, die ik vanochtend kon lezen. Er viel me een klein berichtje op, op pagina 2. VVD-leider Rutte vindt dat asielzoekers die niet kiezen voor het Nederlanderschap uiteindelijk terugmoeten naar het land van herkomst. Bij dezelfde gelegenheid - een partijcongres - zei hij ook dat er ‘veel te veel gelukszoekers’ zijn onder de asielzoekers. Het schijnt dat de VVD er niet goed voor staat in de peilingen.

Naar een ander land gaan om economische redenen, of gewoon op zoek naar geluk, schijnt al jaren een doorn in het oog van menig burger. “Economische vluchtelingen” was toen ik nog in Nederland woonde al bijna een vies woord. Een echte zwaar vervolgde en liefst duidelijk gemartelde vluchteling, vooruit, na enkele jaren in de asielprocedure mocht die misschien blijven. Maar gewoon komen omdat je hoopt dat jij en je gezin het economisch beter krijgen, bah, stel je voor. Gelukszoekers zijn natuurlijk nog erger. Zomaar naar een ander land gaan, op zoek naar zoiets vaags als geluk. Hoe verzin je het! Weg ermee.

Als ik meneer Rutte’s redenering volg, moet ik het Frans staatsburgersschap gaan aanvragen. En alle Nederlanders die ooit naar Canada of Australië zijn geëmigreerd, of zij die naar Zweden, Spanje, Brazilië of waar dan ook trokken: Nederlands paspoort inleveren alstublieft. Of onmiddellijk terugkeren naar het vaderland. Maar soms ziet dat vaderland er wel erg, hoe zal ik het noemen, ongelukkig? uit.

zondag 3 mei 2009

kronkels

April was geen topmaand. We verloren een goede kennis, en toen een goede vriend. Daarmee was de lol er wel af. Moest ik een In Memoriam schrijven, meteen na de aprilmoppen? Zet je een I.M. op een blog? Ik weet het niet. Hoe dierbaarder de vriend, hoe moeilijker. Ik streef ernaar eerlijk te schrijven, maar dit werd me te open.

Na de twee rampberichten brak mijn moeder een heup. Ik ging een tijdje naar Nederland. Toen ik nog maar net terug was, kreeg ik een mail van een mij onbekende meneer van bijna 80 jaar. Hij schreef dat hij al jaren geleden naar mij gezocht had op internet, zonder succes. Nu had hij breedband, en ik een website.
Hij vertelde dat hij in 1980 zijn jongste zoon had verloren door zelfdoding. Die zoon - hij zat toen in zijn eindexamen jaar - had een gedicht van mij in zijn agenda gehad. Zijn familie wist dat hij dat mooi had gevonden en daarom hadden ze besloten een spreuk, afgeleid van dat gedicht, op zijn grafmonument te zetten. Af en toe had die meneer gedacht “die dichteres zou eens moeten weten hoe haar tekst indertijd onze zoon aansprak”. Dat had hij altijd willen vertellen en hij was blij dat het eindelijk gelukt was.

Ik was ontroerd door die mail. Hij was lief en oprecht.
De meneer had gedacht dat ik al een wat oudere dichteres was, schreef hij. In werkelijkheid was ik een leeftijdsgenote van zijn zoon. Ik schreef het gedicht toen ik 13 was en won er een prijs mee. Er werd een boekenlegger van gemaakt. Het enige gedicht van mij dat ooit in druk is verschenen.

Twee jaar later, in 1977, pleegde mijn oudste zus zelfmoord. Dat had niks met het gedicht te maken, en natuurlijk ook niks met die jongen, maar het gaf me wel een extra band met die onbekende meneer en zijn familie. Dat is geen rechtlijnige optelsom, maar een kronkelige som der dingen.

De mail kwam precies op het goede moment. Het was een treurig verhaal, maar ik was toch al treurig. En het troostte me op een even kronkelige manier. Je denkt dat dingen voorgoed voorbij zijn, en mensen voorgoed verdwenen. Maar soms leeft er iets voort op plaatsen waar je het niet vermoedt. En zijn er banden met mensen die je nooit hebt gekend.

woensdag 1 april 2009

aprilvis

Vandaag is het 1 april. Poisson d’avril zeggen ze hier. Toen de kinderen kleiner waren zaten ze daags van te voren visjes te tekenen, te kleuren en uit te knippen. Op school moest je die dan op iemands rug zien te plakken, het liefst bij de meester natuurlijk. Het leek me niet ontzettend grappig, maar dat scheen ik gewoon niet goed te begrijpen.

Vandaag heb ik geen enkele grap gehoord, noch gemaakt, maar toevallig hoorde ik wel op de radio waar de traditie vandaan komt. Uit Frankrijk, zeiden ze. Ik heb het net gecheckt op een Nederlandse website, en daar zeggen ze dat ook. Dus.
De Franse koning Charles IX verplaatste in 1565 nieuwjaarsdag van 1 april naar 1 januari. Dat was niet meteen tot iedereen doorgedrongen, zeggen sommigen. Die mensen kwamen op 1 april niet op hun werk en daarover werden grappen gemaakt. Anderen zeggen dat de nieuwjaarsgratificatie voortaan dan wel op 1 januari werd gegeven, maar dat er op 1 april nog nep kadootjes werden gemaakt. Zou best kunnen.

Met die vissen zit men een beetje in de maag. Volgens één meneer kwam het omdat april volgens de astrologie toen de maand van de vissen was. Volgens een ander was het visseizoen nog niet begonnen en gooiden lolbroeken haringen in de rivier. ‘Poisson d’Avril!’ riepen ze dan tegen de vissers. Maar wat deed een visser langs de waterkant als hij toch niet mocht vissen? En wat is er komisch aan een dode haring in een rivier?
Vissen zijn gewoon niet grappig. Maar wel lekker, trouwens.