maandag 23 februari 2009

Een andere kalender


De kerstvakantie was nog maar net voorbij en toen was het alweer wintervakantie. Vandaag is de school weer begonnen.

We gingen een dagje naar de bergen, zoon en ik en wat vrienden. Ik had geen zin om te skieën, ik kan er eigenlijk toch geen fluit van. Ik ging liever wandelen met een andere ski-kneus. Het was prachtig weer en er zijn tegenwoordig ook een paar wandelroutes aangelegd voor onze soort. Je kunt er speciale raquettes voor huren, zoiets als Knabbel en Babbel onder hun voeten binden in oude Disneyfilms, maar wij deden het gewoon op onze bergschoenen. We zakten af en toe tot onze knieën de sneeuw in, maar meestal ging het goed.

Vroeger kreeg mijn vader jaarlijks een kalender van de bergen bij Davos. Het had iets met het astmafonds te maken, of de tuberculosestichting of zo. Het leek of ik rechtstreeks vanaf het ouderlijk toilet die kalender was binnengewandeld. Dennebomen met een dikke laag sneeuw, heldere blauwe lucht, kleine riviertjes, maagdelijk witte hellingen en prachtige vergezichten – het was er allemaal. De werkelijkheid moet mooier zijn dan een wc-kalender, maar als je er zelf een foto van maakt is het weer minder mooi dan de werkelijheid die je gezien hebt. Vreemd is dat.

Alleen de après ski foto van zoon en vriend komt een beetje in de buurt.

donderdag 19 februari 2009

Adamo

Ik zag Adamo op de televisie. Een tijdje terug heeft hij een cd uitgebracht met duo’s en die verkoopt erg goed, aldus de mevrouw van de tv. Of misschien ook wel niet zo goed en dat hij daarom ‘de gast van de laatste 5 minuten’ is bij het middagjournaal, maar dat doet er niet toe.
Adamo, Salvatore Adamo, had zijn eerste hits eind jaren ’50. Inmiddels is hij 65, maar hij heeft nog steeds die charmante, beetje hese stem en hij komt verschrikkelijk aardig over. Un mec bien. Hij zingt Pauvre Verlaine met de jonge zanger Stanislas. Het lied blijft dagenlang in mijn hoofd hangen

Mijn twee oudste zussen waren vroeger enorme Adamofans. Ze waren dan ook een stukje ouder dan ik; in mijn middelbare schooltijd was Julien Clerc de grote held. Mijn zussen hadden schriften vol foto’s van Adamo, en van de gehele familie Adamo, want hij had een hoop broers en zussen. De familie was vanuit Sicilië naar Wallonië geëmigreerd, waar destijds veel Italianen in de mijnen werkten. Mijn oudste zus schreef Adamo ook een brief en nodigde hem uit op de thee. Een tijdlang haastte ze zich elke dag na school naar huis, omdat Adamo misschien op haar zat te wachten, tenminste, dat wil de overlevering. Ik kan haar niet meer vragen of het waar is.

Het is nooit in me opgekomen om een cd van Adamo te kopen, maar ik weet opeens zeker dat ik deze moet hebben. Ik ben oud genoeg om te begrijpen dat Adamo nooit bij mij op de thee zal komen; dan luister ik wel naar hem bij de koffie. Op Le Bal des Gens bien zingt Adamo 18 van zijn eigen hits; allemaal liedjes waarvan hij zowel de tekst als de muziek heeft geschreven. Ik wist helemaal niet dat hij dat allemaal zelf deed. Hij zingt met even oude, maar ook veel jongere collega’s. Ik vind het geweldig. Ik geloof dat ik een fan ben.


Hier: http://www.youtube.com/watch?v=_c-7fyMv9Uw&feature=related, kun je Adomo zien met Olivia Ruiz.

zondag 8 februari 2009

Brief


Een nieuw schrijven van zoons school, inmiddels een lycée. Het gaat over beurzen. De onderste helft van de brief moet je invullen, afknippen en inleveren. Je kunt kiezen uit twee mogelijkheden, en bij mogelijkheid twee zijn er nog eens twee subkeuzes te maken.

Het gaat mij om mogelijkheid één. Ik begrijp er namelijk uit dat ik daar kan invullen dat ik deze brief niet gehad heb. Haha. Dat zou raar zijn. Als ik hem niet ontvangen had zou ik helemaal niks kúnnen aankruisen! Ik heb het natuurlijk verkeerd begrepen.

Ik vraag her en der na wat hier werkelijk bedoeld wordt, en welke brief ik eventueel niet ontvangen zou kunnen hebben. ‘Deze,’ is het antwoord.
‘Maar als ik deze niet gehad had, zou ik toch ook niks kunnen invullen?’
Men haalt berustend de schouders op.

Volgens mijn zoon moet ik er niet over zeuren. Hij heeft natuurlijk gelijk. Er zijn belangrijker zaken dan slordig taalgebruik en bureaucratische misbaksels. Maar toch.
‘Dit land gaat aan ambtenarendom ten onder,’ mompel ik nog, maar hij luistert allang niet meer.

dinsdag 3 februari 2009

Etrennes


Zondag kwam de brandweer eindelijk langs, met hun kalender. Normaal gesproken komen ze begin januari, en nu was het al 1 februari! Ik begon me al zorgen te maken. Niet dat ik die kalender zo mis, maar je moet de brandweer toch elk jaar wat geven. Al is het maar opdat ze je in geval van nood snel kunnen vinden.
De brandweermannen hoefden nog maar een paar huizen te doen en maakten een vermoeide indruk. Dat lag wellicht ook aan de zelfgemaakte wijn die ze bij mijn buren te drinken hadden gekregen. Ik ken die wijn; goudgeel van kleur en mierzoet, nog gemaakt door de allang overleden vader van de broers, die er zelf trouwens nooit een slok van nemen. Een gevaarlijk goedje.

De eerste keer dat de brandweer een kalender kwam brengen, hebben we ze vriendelijk glimlachend bedankt. Inmiddels weten we beter, en zelfs hoe het heet: étrennes. Rond de jaarwisseling krijg je van de postbode en de brandweer een kalender, en in ruil daarvoor krijgen zij die étrennes. Een nieuwjaarsgratificatie volgens van Dale.
De brandweer stopt het geld in een fonds (je krijgt altijd een bonnetje), de postbodes houden het zelf. ‘Het is mijn 13e maand,’ zei een postbode in de krant, dus dat zal best oplopen. De postbode doet die kalenders terwijl hij toch z'n ronde maakt (al zeiden postbodes in hetzelfde artikel dat ze het in hun lunchpauze doen, nou, hier niet hoor), maar de brandweer trekt er speciaal voor uit. Als ze overal een borrel moeten drinken is dat een behoorlijk zware klus. Ik heb ze maar niet te lang aan de praat gehouden.

woensdag 28 januari 2009

Storm (2)

Negen maanden na een stroomstoring schijnt er altijd sprake te zijn van een geboortegolfje. Die kwestie heeft me de afgelopen dagen beziggehouden.
Moet ik hieruit afleiden dat verrassend veel mensen slechts de liefde bedrijven als het stikdonker is, en er werkelijk helemaal niets anders te doen is? Zijn er zoveel mensen die meer plezier beleven aan de tv of computer, dan aan een mens van vlees en bloed? Of weten ze in het donker opeens niet meer wat ze doen, en met wie? Vergeten ze alleen dan dat er voorbehoedsmiddelen bestaan? Kunnen ze die niet meer vinden?

Ik vind het geen bevredigende antwoorden. Bij de vruchtbare leeftijdsgroep verwacht ik toch meer levens- en andere lust, die niet alleen opspeelt bij een avondje zonder stroom. In de grote stad is dat misschien maar eens in je leven, misschien zelfs nooit!

Mogelijk ligt het antwoord in het verschil tussen stad en platteland. Sinds we hier voor het eerst zonder electra zaten en met een oude aansteker wanhopig zochten naar die ene zaklamp (die het uiteindelijk niet bleek te doen), zijn we beter geoutilleerd. Zaklampen op vaste plaatsen, een voorraadje lucifers, waxinelichtjes en kaarsen, petroleumkacheltjes, hout en voor elk bed een kruik bijvoorbeeld. Als de stroom weer eens uitvalt hoeven we ons dus niet blindelings aan de eerste de beste warm aanvoelende voorbijganger te vergrijpen.

In de stad is electriciteit vanzelfsprekender. Als de stroom daar uitvalt houdt bijna alles op. Hout- of petroleumkachels zie je er beduidend minder, om maar te zwijgen van kruiken. En als het geen kerstmis is zijn de kaarsen misschien op. Dan zit je daar in het donker en de kou, niks te doen en niks te zien, je gaat naar je koude bed, kunt niet slapen, woelt wat en voelt wat en van het een komt het ander. Terwijl je op het platteland gewoon je boekje bij de petroleumlamp leest, met je voeten voor het haardvuur.
Als er in oktober sprake is van een geboortegolf in mijn dorp moet ik deze theorie wellicht herzien.


Voor alle duidelijkheid, ik heb geen bezwaar tegen wat er dan van komt. Ik vroeg me gewoon af hoe het zat.

dinsdag 27 januari 2009

storm


Het heeft een beetje gestormd in mijn dorp, en in de wijde, wijde omtrek. Ze hadden ervoor gewaarschuwd, alerte rouge zei Méteo France. Ik wist niet eens dat die bestond, dacht dat alerte orange de hoogste alarmfase was.
Gelukkig hadden we helemaal geen schade. Alle dakpannen zitten nog op het dak, de luiken zitten voor, en het glas in de ramen. We hebben alleen één omgewaaide conifeer. In mijn dorp liggen een hoop omgewaaide bomen die veel mooier, groter en ouder zijn dan die ene conifeer van ons.
Toen de storm op zijn hardst was, zaterdagochtend rond een uurtje of 7, viel de stroom uit. Enkele uren later hield de telefoon ermee op, toen het water en tenslotte ook de mobiele telefoon.
We hebben gelukkig kaarsen, een gaslamp, een gasfornuis en de houtkachel. We zitten rond een radiootje dat op batterijen werkt, en luisteren naar Sud Radio. We mogen de deur niet uit zeggen ze. We krijgen de deur ook nauwelijks open. We halen monopoly tevoorschijn.

Zondag is de lucht strakblauw. Gabrielle, natuurlijk Gabrielle, stuurt een van haar zonen langs met de boodschap dat ze op hun boerderij een generator hebben, en nog plaats in de diepvries. ‘Mijn diepvries is nog ijskoud,’ zeg ik, maar volgens Gabrielle zitten we nog wel even zonder stroom.
Als ik met een zakje diepvriesprodukten bij Gabrielle arriveer, komt haar echtgenoot Jojo net aanrijden met een vorkheftruck met twee diepvrieskisten erop gebonden. In de schuur staan er al drie en ook die zijn geen van allen van Gabrielle. De burgemeester, tevens voorzitter van de jagersvereniging, loopt zenuwachtig rond. Zouden daar toch bijna twee kisten vol everzwijnen en herten weggesmolten zijn!
Als ik van de burgemeester naar Gabrielle kijk, weet ik wie hier eigenlijk burgemeester hoort te zijn. Gabrielle denkt aan iedereen. Ze regelt, organiseert, delegeert. Ze informeert even naar de buitenlandse huizen in ons dorp waarvan ze – terecht – aanneemt dat die onder onze competentie vallen. Ik meld dat alles in orde is, en voel me even bijzonder verantwoordelijk. Over vier jaar stem ik op Gabrielle, of ze nou mee doet aan de verkiezingen of niet.

Maandagavond werken de telefoons en het water weer. Dinsdagmiddag is ook de electriciteit terug. De gaslamp gaat weer tussen de kampeerspullen. De kinderen zetten de televisie aan, en ik de computer. Eigenlijk was het best gezellig, die stroomstoring.

woensdag 21 januari 2009

De bios



Gek genoeg wonen wij maar een kwartiertje van een redelijk grote bioscoop vandaan. Nog gekker is dat die bioscoop in een dorp ligt dat nog kleiner is dan het onze. Er staat een schooltje, een kerk, een paar boerderijen en dan dus die cinéma. De zaal is mooi, de stoelen zacht en ze draaien er alles wat ook in de grote stad draait, alleen minder vaak. Het is er meestal niet druk, behalve toen Bienvenue chez les Ch’tis draaide. Toen was het uitverkocht.

Ik heb me lang afgevraagd waarom er zo’n moderne bioscoop in zo’n klein dorp is gebouwd. Het komt door de balletjuf. In een verbouwde schuur van dat dorp zit namelijk een balletschooltje. De vader van de balletjuf is iets belangrijks in de Conseil Régional. De balletjuf wilde een mooie zaal voor de voorstellingen van haar schooltje. En zo verrees er een cinéma met een podium waar eens paar jaar ook de balletschool optreedt.

Dochter zat ooit op die balletschool. Ze was zeven toen ze meedeed aan de eerste voorstelling, die om 9 uur ’s avonds zou beginnen en uiteindelijk tegen 10 uur ook echt begon. De kleintjes dansten eerst. Daarna zagen we hen alleen terug aan het eind van weer een reeks dansjes, als onderdeel van een soort tableau vivant, waar ze vooraan zaten omdat ze natuurlijk erg schattig waren, die kleine meisjes in hun roze pakjes. Om kwart over één ’s nachts was de voorstelling eindelijk afgelopen. Dochter had het niet leuk gevonden, al die uren die ze zwijgend achter het gordijn hadden moeten doorbrengen. Ze wilde nooit meer dansen.
Maar een mooie bioscoop vlak bij mijn dorp, dat is natuurlijk wel fijn.