zondag 23 maart 2008

Alleen

Ik hou even wat minder van mijn dorp. Twee weken geleden vertrokken we hals over kop naar Nederland, omdat het helemaal niet goed ging met mijn schoonmoeder. Een week later, en één dag na haar begrafenis, kom ik met zoon en dochter moe en treurig in ons dorp terug. Ik zet een van haar ingenieuze borduurwerken neer, met haar foto en een kaarsje.

In mijn dorp is niets veranderd. Ja, er zijn verkiezingen geweest, maar er was maar één lijst en iedereen die daarop stond is ook gekozen. En het gras is hard gegroeid.
De paar mensen die ik spreek mompelen vaag wat als ik vertel dat schoonmoeder dood is. De enige condeleancekaart komt van vers gearriveerde Engelsen. Er staat een klein geborduurd vogeltje op.

Mijn schoonmoeder woonde niet in mijn dorp. Als ze hier had gewoond zouden de klokken geluid hebben. De buren zouden alle huizen zijn langsgereden om te vertellen wie er overleden was, en wanneer de begrafenis zou zijn. In Nederland verstuurden we rouwkaarten, maar niet naar mijn dorp.

Ik voel opeens de afstand haarscherp. De afstand tussen mijn dorp en Nederland. En de afstand tussen mij en mijn dorpsgenoten. Waarom ga ik eigenlijk naar al die begrafenissen hier, mopper ik in mezelf. Ik kende die oude vaders, moeders of omes toch ook nauwelijks? Ik neem me voor nooit meer naar zo’n begrafenis te gaan, maar ik neem wel vaker rigoreuze besluiten die ik vervolgens niet uitvoer.


Het is lang geleden dat ik heimwee had. Het is ook geen echte heimwee. Het is de treurige nostalgie naar dingen die voorgoed voorbij zijn, naar mensen die nooit meer terugkomen. Daar kan mijn dorp ook niets aan doen.