donderdag 14 januari 2010

Postzegel


Bij het postkantoor kreeg ik in plaats van de saaie rode postzegel (bedoeld voor binnenlands postverkeer) een grote witte met een bebaarde man. 1509 Etienne Dolet 1546 stond eronder. Met zijn grijze volle baard had ik hem ouder geschat dan 37, maar voor een 16e eeuwer zag hij er waarschijnlijk normaal uit.

Aangezien ik nooit van Etienne Dolet gehoord had, vroeg ik aan de dame achter de balie wie dit mocht zijn. Als je het tot postzegel hebt gebracht, wil ik ook wel weten waarom
‘Ik ken een hoop Etienne Doletstraten, maar wie het was, geen idee,’ antwoordde ze monter. Ook haar collega wist het niet. En de meneer die op de achtergrond altijd met onduidelijke maar vast belangrijke dingen bezig is, kon het ons ook niet vertellen.
‘Zo ziet u maar, zelfs onze leidinggevende is inculte,’ zei de baliedame toen de leidinggevende cultuurbarbaar buiten gehoorsafstand was.

Ik raadpleegde mijn kinderen. Die moeten regelmatig klassieke werken lezen en zijn bovendien nog jong genoeg om dingen te onthouden. Ook zij wisten het niet.
Internet dus. Etienne Dolet: 130.000 hits.
Schrijver, dichter, humanist, drukker. Opvliegend type. Op 3 augustus 1546 samen met zijn boeken op de brandstapel van place Maubert beland. Dat was hét Parijse plein voor drukker-brandstapels: er werden er daar in 1546 nog drie verbrand. Het vergrijp van Dolet was atheïsme of, volgens anderen, dat hij de denkbeelden van Maarten Luther aanhing.
De 21e eeuw heeft zo zijn voordelen. Atheïsme leidt niet meer tot de brandstapel.
Ook niet tot postzegelschap trouwens.

woensdag 13 januari 2010

En de smurfin?

Ik zat met een vraagje wat betreft de smurfin, ofwel la schtroumpfette: wat moet één meisje in dorp vol blauwe marxistische mannetjes?
Ik leerde dat ze een uitvinding van Gargamel was (waar anders lok je een dorp vol smurfen mee), en dankzij de Grote Smurf alsnog op het rechte pad was gekomen. Maar hoe ik haar in het blauwe paradijs moest plaatsen, kwam ik niet te weten.

Nu heb ik altijd een hekel gehad aan de smurfin. Je met haar - of bijvoorbeeld met Barbie - identificeren is nu eenmaal niet voor iedereen weggelegd. Dat de eerdergenoemde smurfengroep geen marxistische verklaring heeft voor haar aanwezigheid, komt volgens mij gewoon omdat ze de vrucht is van andere fantasieën van Peyo (de uitvinder van de smurfen), zoals Barbie de vrucht is van het ongezonde vrouwbeeld van háár maker, Jack Ryan.


Overigens vond ik nog een tweede smurfengroep, eentje die ouders wil waarschuwen tegen verborgen marxistische propaganda. Ik meld het alleen even vanwege het taalgebruik.
Zo schrijft de oprichter van de groep : « Vous navé jamé remarké a kel point ce dessin animé […] avé D allure communiste? Navé vou pa fé attention a la signification de chake personnage? » enzovoort.
De reacties van bezoekers gaan vooral over dat taalgebruik, viel me op. Waardoor ik me opeens een stuk franser en jonger voelde, want zo schrijven mijn kinderen en hun leeftijdgenoten voortdurend op facebook. Als mensen dát niet eens weten, dan valt verborgen propaganda hen natuurlijk ook niet op. En nu ben ik erover uitgesmurfd.

vrijdag 8 januari 2010

kameraad Smurf


Als kind speelde ik graag met smurfen. Met mijn vriendinnetje Machteld liep ik af en toe naar de BP-pomp in de buurt om te vragen of ze al nieuwe hadden. Ze kostten 50 cent per stuk. De smurfen beleefden allerlei spannende avonturen in onze tuin.

Onlangs wees mijn zoon mij op een interessante groep op facebook: “Les Schtroumpfs: l'interprétation marxiste ». De afbeelding hierboven komt van deze groep.
De doelstelling is “het bespreken en propageren van de Marxistische Smurf Revolutie om het Gargameliaanse kapitalisme uit te roeien.”
Tevens wordt uitgelegd dat smurfen eigenlijk marxisten zijn.

Want: ze zijn allemaal gekleed in het blauw (u begrijpt: blauwe overall, bleu de travail, blue- collar workers, kortom arbeiders), op eentje na, die is rood (rood!) en heeft een baard (!), dus dat is Karl Marx. De enige vijand van de smurfen is Gargamel. Gargamel wil de smurfen vangen om er goud van te maken. Gargamel is de vuile kapitalist.

Op facebook wordt er nog verder gediscussieerd: dat smurfen geld afwijzen en er geen privébezit is, of dat ze geen naam hebben, maar gewoon de knutsel-smurf of de muziek-smurf zijn. Vergelijk kameraad loodgieter en kameraad muzikant. In het Frans klinkt dat laatste beter: schtroumpf bricoleur wordt camerade bricoleur.

Nu las ik als kind de boeken niet, en als de smurfen toen al op tv bestonden heb ik dat gemist. Maar ik vind het toch een boeiend gegeven dat ik met mijn kapitalistische kinderhanden met blauwe communistjes speelde. Ben ik daarom slavist geworden?

woensdag 6 januari 2010

Nationale identiteit

Ik ben geboren in Breda en dus een Brabander. Van dat laatste werd ik me bewust toen we naar Limburg verhuisden. Ik was zeven jaar en op school zeiden ze dat ik Hollands sprak. Ik geloof dat ik tot die tijd dacht dat iedereen zo sprak als wij thuis. Niet dus.
Omdat ik geen Limburgs sprak ging ik me steeds brabantser voelen, alleen, als we terugkwamen in Brabant bleek ik toch weer anders te praten dan daar en niet automatisch als mede-brabander in ieders armen te worden gesloten. En mijn ouders bleken geen echte Brabanders!
In het land boven de Grote Rivieren, het échte Holland, het land van mijn voorvaderen zeg maar, kreeg ik vervolgens, inmiddels wat ouder dan zeven, regelmatig opmerkingen over mijn zachte g.
In het westen was ik dus een zuiderling, en in het zuiden een Hollander. Als je eenmaal een keer verkast bent, ben je in de eerste plaats iets niet (limburger bijvoorbeeld), en verder iets vaag anders (zoals Hollander).
Het is allemaal niet zo eenvoudig, die nationale identiteit.

Ik zat hier een beetje over te mijmeren toen we Baskenland weer verlieten. Ik vind ze leuk, die landjes, maar de lichte schaduwkant is dat je er nooit bij zal horen. En de donkere dat ze hun land soms tot moord en doodslag toe willen beschermen tegen invloed van buitenaf. De lijn tussen nationale identiteit en nationalisme kan dun zijn.

Het enige wat ik heb overgehouden aan mijn regionale identiteitscrisis, is dat ik me nooit zal introduceren als ‘hollandaise’ of ‘from Holland’. Dat mijn ‘néerlandaise’ soms verstaan wordt als ‘irlandaise’ neem ik op de koop toe. Gek genoeg antwoordde een Amerikaan eens op mijn mededeling dat ik ‘from the Netherlands’ was, dat zijn voorvaderen óók uit Ierland kwamen. Ik heb nooit begrepen waar die spraakverwarring vandaan kwam, tenzij hij bedoelde dat hij eigenlijk ook Europeaan was.

Hoe verder weg je bent, hoe groter je oorspronkelijke grondgebied. Van pseudo-brabander tot Hollander, van Nederlander tot Europeaan. Ik hoop dat ik ooit zo’n groen marsmannetje tegenkom en dat hij vraagt waar ik vandaan kom. ‘Van de aardbol,’ antwoord ik dan.

maandag 4 januari 2010

Camus

Vandaag is het precies 50 jaar geleden dat Albert Camus om het leven kwam bij een auto-ongeluk, 46 jaar oud. Bij radio France Inter staat hij de hele dag centraal. Ik hoor een meneer zo enthousiast over hem vertellen dat ik mijn dikke Camus uit de boekenkast haal. Een prachtige uitgave van de Bibliothèque de la Pléiade, 2088 pagina's en toch slechts 5 centimeter dik. Een afscheidskado van een vriendje lang geleden en sinds dat afscheid niet meer geopend. Het is alleen bij diverse verhuizingen afgestoft en aangezien de laatste verhuizing al weer even geleden is, zitten er grote pluizen op. Ik neem me voor te beginnen met L'étranger dat ik voor het eerst én het laatst gelezen heb voor mijn eindexamen Frans en dat was in 1980. Ik zou me graag intellectueler voordoen, maar het is niet anders.

Een paar maanden geleden heeft Sarkozy voorgesteld om Camus bij te zetten in het Panthéon. Hem te "panthéoniseren", het ultieme eerbetoon voor een Grand Homme de la Nation française (de enige vrouw in het Panthéon is overigens Marie Curie). Daar kwam nogal wat kritiek op. Niet vanwege Camus' werk, maar omdat hij politiek niet op dezelfde lijn zou hebben gezeten als Sarkozy. Olivier Todd, "de" biograaf van Camus, bracht daar tegenin dat Camus werk nooit vergeten mocht worden. Of die kans groter is als iemand toevallig niet in het Panthéon ligt betwijfel ik, maar ik bleek net al een cultuurbarbaar dus wie ben ik. Ik vind het gewoon raar om iemand 50 jaar na zijn dood op te graven om ergens anders neer te zetten, maar daar hoor ik niemand over.
Overigens heeft de familie nog geen toestemming gegeven voor een eventuele verplaatsing.

zondag 3 januari 2010

Exotisch


Vroeger tekende ik graag fantasielandkaarten. Landen met hoge bergen, slingerende rivieren, her en der een moerasje en mooie exotische namen. Ik was ook dol op boeken met verzonnen landen met hoge bergen en slingerende rivieren en exotische namen, en de landkaarten die daarbij hoorden. Vandaar dat mijn lievelingsboek De brief voor de koning was, waarin Tiuri vanuit het land van koning Dagonaut naar het Rijk van Unauwen moet, een weg die je op de kaart op de binnenkaft kunt volgen. Later staarde ik uren naar de kaart van In de ban van de ring.
Tonke Dragt en J.R.R. Tolkien zullen als kind ook vast graag fantasielandkaarten getekend hebben. Zonder me op hun hoogte te willen plaatsen, voor het kinderboek wat ik nu aan het schrijven ben heb ik ook een landkaart (inclusief hoge bergen en slingerende rivieren) getekend. Op die manier kun je je passie tenminste tot op hoge leeftijd blijven belijden.

Een andere mogenlijkheid is je verdiepen in bestaande landen met hoge bergen, slingerende rivieren en exotische namen. De meeste landen in de Kaukasus zijn daardoor bijzonder aantrekkelijk. Ook Corsica en Baskenland doen het goed.
Onlangs waren we dus een dag en in nacht in San Sebastian, ofwel Donostia, in Spaans Baskenland. Het Baskenland golft vanuit de Pyreneeën de Atlantische oceaan in, de Golf van Biskaje om precies te zijn (wat trouwens mooier klinkt dan Golfe de Gascogne zoals het in Frankrijk heet). Euskal Herria noemen ze zelf hun land, of Euzkadi – de laatste term heeft een meer politieke lading.
Het Baskisch (euskara) is bovendien een zeer exotische taal. Ik kan er - en velen met mij, vermoed ik - werkelijk geen touw aan vastknopen. Ik spreek nauwelijks Spaans, maar als ik zie staan ‘area de servicio’ begrijp ik wel wat ze bedoelen. Bij ‘zerbitzugunea’ heb ik dat niet. Een hoop woorden hebben een x, ook mooi, al blijft het baskisch voor bank (kutxa) toch een beetje vreemd. En al die mooie voornamen! Uztartitz. Gaxuxa. Iraitz. (Ik heb een kalender met Baskische namen dus ik kan tot de 365 gaan, maar dan wordt het misschien wat saai).
Sommige zeggen dat het Baskisch ver weg verwant is aan het Georgisch, al schijnen de bewijzen daarvoor flinterdun te zijn. Wel kunnen de Basken net als de Georgiers zomaar in vijfstemmig gezang uitbarsten en maken beide volken heerlijke wijn, maar in dat laatste staan ze natuurlijk niet alleen.
In ieder geval was de sprankelende witte txakoli heerlijk op oudejaarsavond.

op de foto: de baai van San Sebastian op 1 januari 2010. Inclusief zwemmers.

zaterdag 2 januari 2010

de laatste


Of de eerste?
Dit is de 13e volle maan van 2009, een minuut of tien voor middernacht. Een vraag die ik niet op de manensites tegenkwam, maar me wel bezighoudt: is hij na middernacht nu ook de eerste volle maan van 2010?

Ik heb hem gefotografeerd vanuit San Sebastian, in Spanje. Het leek ons leuk daar eens het nieuwe jaar te vieren, en dat bleken vele andere fransozen ook bedacht te hebben. We hoorden die avond erg veel Frans, een beetje Spaans en geen Baskisch.

Toen we op 1 januari rond een uurtje of zeven 's avonds de Gers weer binnenreden, stond de maan als een gigantische goud-oranje bal aan de donkere horizon. Prachtig. Maar toen waren de batterijtjes van mijn camera op dus dat plaatje zit alleen in mijn hoofd.

Dat 2010 meer van zulke mooie momenten moge brengen.
Bonne année à tous!