Het eerste boek dat ik van Fred Vargas las, ging onder
andere over een crieur public: een stad- of dorpsomroeper. In dat boek, Pars vite en reviens tard (Maak dat je wegkomt in het Nederlands)
leest een voormalig zeeman, Joss le Guern, een paar
keer per dag met luide stem boodschappen voor die men in zijn speciaal
voor dit doel gemaakte brievenbus heeft gestopt. Dat iemand appelen te koop heeft
of katjes te geef, dat Bernard van Hélène houdt en er bij de politie alleen klootzakken werken, dat soort dingen. Hij krijgt
ook nog vreemdsoortige boodschappen die met een reeks moorden te maken blijken
te hebben.
Leuk boek.
Ik moest er meteen aan denken toen er werd aangekondigd
dat er in Mirande op maandag-marktdag van half twaalf tot twaalf een crieur te horen zou zijn. Niet dat ik
meteen gecodeerde moordboodschappen verwachtte, maar toch. De eerstvolgende maandag ging ik dus om kwart voor twaalf even
kijken, maar er was geen crieur te
horen. De gemeente had nog geen toestemming gegeven, vertelde een van de marktlieden. Terwijl ze toch allemaal een brief hadden ondertekend om het initiatief te ondersteunen.
Afgelopen maandag, ik was de crieur
even vergeten, zag ik een mevrouw op een verhoginkje staan, met een pleister
over haar mond geplakt. Ze droeg een lampenkap. Is er iets moois te zien, heb ik geen camera bij me.
De gemeente vindt het nog steeds niet goed. Het vrije woord is de mond gesnoerd! Nu worden er hier wel eens geschriften van de lokale oppositie in de brievenbus geduwd, waarin men zich beklaagt over dictatoriale neigingen van de burgemeester en zijn raad, dus verbazingwekkend is dit waarschijnlijk niet. Ze vrezen zeker dat dit soort boodschappen voortaan rondgeschreeuwd gaan worden.
Ik vind het jammer en blijf de zaak volgen.